De getuige [getuige 2]:
In 2008 was ik leerstoelhouder van de onderzoeksgroep HME bij de faculteit economie en bedrijfskunde van de UvA. Ik had een 50 procent aanstelling als leerstoelhouder en had destijds ook een 80 procent aanstelling bij Marquette University in Milwaukee Wisconsin. Vanwege mijn functie als leerstoelhouder was ik ook voorzitter van de selectiecommissie bij de sollicitatieprocedure. Als voorzitter leidde ik ook de vergaderingen, maar wij hadden gelijke stemmen.
Wij hebben de top vier van de sollicitanten onafhankelijk van elkaar geselecteerd. Wij hebben daarbij de criteria van de advertentie gebruikt. We begrepen dat onderwijs en onderzoek de belangrijkste criteria waren. We hebben met de commissieleden samen de advertentie opgesteld volgens een format voor vacatures. We hadden geen discussie nodig over de criteria voor de beoordeling van de kandidaten. We begrepen die criteria namelijk.
Van [de heer DM. ] hadden wij een cv, maar er moet ook een sollicitatiebrief zijn geweest. Ik kan mij niet herinneren dat wij nog andere stukken hadden. We hadden wel aanbevelingsbrieven, neem ik aan, maar ik herinner mij niet van wie deze waren. Er waren twee aanbevelingsbrieven vereist. Ik had [de heer DM. ] een keer ontmoet en hem ook gesproken. Misschien heb ik hem een keer gezien op een conferentie, terwijl hij een onderzoek presenteerde, maar ik had niet meer contact met hem dan met zovele anderen. Dat ik [de heer DM. ] sprak was meer dan een jaar geleden voor de openstelling van de vacature. Ik zat met hem in de trein en het gesprek met hem was niet relevant voor mijn beoordeling van hem voor in de sollicitatieprocedure. Het was eerder een sociaal gesprek, maar bij ons is het altijd van belang voor het werk. Ik kende het onderwerp van zijn promotie en was geïnteresseerd in dat onderwerp, omdat het ging over de recente periode van de economie. Ik heb het proefschrift niet gelezen.
Wij hadden afgesproken dat wij vier kandidaten een één zouden geven. We waren verrast dat we vervolgens dezelfde vier mensen een één hadden gegeven. Vervolgens waren we niet zo verrast, omdat het zulke goede kandidaten waren. We hebben in de rest van het gesprek alleen over de volgorde van de vier kandidaten met een één gesproken en niet over waarom deze kandidaten een één kregen. Ik heb de verklaringen van [de heer M.] en [getuige 3] (in vertaling) gelezen. Als u mij zegt dat de heren elkaar tegenspreken dan zeg ik dat ik geen tegenstelling in hun verklaring zie, maar wel verschil in nadruk. [getuige 3] legde meer nadruk op het lesgeven en [de heer M.] legde meer nadruk op het onderzoek. Wij hebben als selectiecommissie in mijn herinnering één gesprek gehad waarin wij erachter kwamen dat we een gelijke top vier hadden. We hebben wel veel gesprekken gehad over de kwalificatie van deze nummers één. Er was geen discussie over de selectiecriteria. We accepteerden de criteria uit de advertentie en we begrepen deze.
We hebben veel gesprekken gehad over wie de nummer één werd, maar niet over de nummer één toen hij het was geworden. We waren het niet eens over wie van die vier nummer één moest worden. De vier kandidaten waren allen goed gekwalificeerd, omdat zij meer publicaties hadden dan de andere kandidaten, omdat zij de goede soort publicaties hadden vergeleken met de anderen, omdat zij aantoonbaar goede onderwijskwaliteiten hadden en naar ik geloof ook hele sterke aanbevelingsbrieven hadden. Ik kan mij niet herinneren dat één van mij collega’s een aanbevelingsbrief voor de kandidaten had geschreven.
Ik ben tot de ranking van [appellante] gekomen na het bekijken van haar cv. Ik vond haar publicaties niet goed, de publicaties waren grotendeels niet op ons onderzoeksveld, ik was bekend met issues over haar lesgeven en er waren geen aanbevelingsbrieven. Het werk van [appellante] spitste zich toe op andere dingen dan van de onderzoeksgroep toen ik de leerstoel bezette. Haar werk ging wel over geschiedenis, maar niet over de focus van de onderzoeksgroep. Toen ik in 2002 startte met de leerstoel heb ik uitgesproken dat de onderzoeksgroep zich zou richten op de periode na de Tweede Wereldoorlog. Het werk van [appellante] richtte zich op een belangrijke persoon uit de 18e eeuw. Wat het onderwijs betreft zeg ik dat [appellante] met mij problemen besprak over het lesgeven in methodologie en dat ik dit dus uit eigen wetenschap heb. Om bovenaan te komen in de ranking was het nodig dat je eigen onderzoek betrekking had op het onderwerp van de onderzoeksgroep.
Ik heb sommige van de publicaties van [appellante] gelezen. Eén daarvan was een hoofdstuk van een boek waarvan ik redacteur was. Ik heb veel correcties aangebracht in het taalgebruik om het acceptabel te maken voor publicatie.