In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 augustus 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1988 en thans gedetineerd, was eerder veroordeeld voor het niet voldoen aan een ambtelijk bevel, gegeven door de burgemeester van Amsterdam. Dit bevel hield in dat de verdachte zich moest verwijderen uit het uitgaansgebied Centrum, waaronder het Leidseplein en Rembrandtplein, op 4 oktober 2015. De verdachte heeft opzettelijk niet voldaan aan dit bevel, wat hem ten laste werd gelegd op basis van de Gemeentewet en de Algemene Plaatselijke Verordening.
Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat er slechts aantekening was gedaan volgens artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft gepleegd. De verdachte werd vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde werd bevestigd, en de verdachte werd als strafbaar verklaard.
De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van € 200,00, maar gezien de financiële omstandigheden van de verdachte en zijn eerdere veroordelingen, heeft het hof besloten om in plaats daarvan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier dagen op te leggen. De beslissing van het hof is gebaseerd op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, evenals de persoon van de verdachte. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften, waaronder artikelen 63 en 184 van het Wetboek van Strafrecht, in acht genomen.