ECLI:NL:GHAMS:2016:3376

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 augustus 2016
Publicatiedatum
22 augustus 2016
Zaaknummer
200.168.542/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over niet-ontvankelijkheid van verzoekers in het enquêterecht met betrekking tot RTC Franchise B.V.

In deze zaak, behandeld door de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam, is op 22 augustus 2016 een beschikking gegeven inzake het verzoek van vijf verzoekers met betrekking tot RTC Franchise B.V. en de Rotterdamse Taxi Centrale RTC N.V. De verzoekers hadden eerder een verzoek ingediend om vast te stellen dat er sprake was van wanbeleid bij de betrokken vennootschappen. Dit verzoek was gebaseerd op een onderzoeksverslag dat was opgesteld door mr. P.D. Olden, dat de gang van zaken en het beleid van de vennootschappen over een periode van meerdere jaren onderzocht.

Echter, op 11 augustus 2016 hebben de verzoekers hun verzoekschrift ingetrokken, wat leidde tot de beslissing van de Ondernemingskamer om hen niet-ontvankelijk te verklaren in hun verzoek. De Ondernemingskamer oordeelde dat, aangezien het verzoek was ingetrokken, er geen verdere behandeling of beslissing meer nodig was. Dit betekende ook dat de eerder getroffen onmiddellijke voorziening, die was ingesteld op 11 september 2015, moest worden opgeheven. De Ondernemingskamer heeft deze onmiddellijke voorziening met ingang van de datum van de beschikking opgeheven en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

De uitspraak werd gedaan door een collegiaal orgaan, bestaande uit de voorzitter en vier raadsheren, en werd openbaar uitgesproken in de zitting van de Ondernemingskamer.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.168.542/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 22 augustus 2016
inzake
1.
[VERZOEKER 1],
(...)
23.
[VERZOEKER 23],
VERZOEKERS
advocaten: en, beiden kantoorhoudende te Rotterdam,
mr. P. Haasmr. B. Verkerk
t e g e n
1. de naamloze vennootschap
ROTTERDAMSE TAXI CENTRALE RTC N.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RTC FRANCHISE B.V.,
beide gevestigd te Rotterdam,
VERWEERSTERS,
advocaten:
mr. J.G. Princenen
mr. J.P.D. van de Klift, beiden kantoorhoudende te Rotterdam,
e n t e g e n
(...)
60.
[BELANGHEBBENDE 60],
BELANGHEBBENDEN,
advocaten: voorheen
mr. M.E.C. Loken
mr. B. Kemp, beiden kantoorhoudende te Den Haag.

1.Het verloop van het geding

1.1
Partijen worden hierna verzoekers, RTC, RTC Franchise en belanghebbenden genoemd.
1.2
Voor het verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer naar haar beschikkingen van 11 september 2015, 18 september 2015, 2 december 2015, 24 maart 2016, 14 april 2016 en 13 juni 2016.
1.3
Bij de beschikking van 11 september 2015 heeft de Ondernemingskamer een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van RTC en RTC Franchise over de periode vanaf 1 januari 2009 en bij wijze van onmiddellijke voorziening en vooralsnog voor de duur van het geding een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon benoemd tot commissaris van RTC en RTC Franchise met beslissende stem binnen de raad van commissarissen van RTC en bepaald dat alle voorstellen die het bestuur aan de algemene vergadering van aandeelhouders van RTC voorlegt zijn onderworpen aan voorafgaande goedkeuring door de raad van commissarissen.
1.4
Bij de beschikking van 18 september 2015 heeft de Ondernemingskamer mr. P.D. Olden te Amsterdam (hierna: Olden) aangewezen als onderzoeker en W.R. Küh te Soest (hierna: Küh) aangewezen als commissaris.
1.5
Bij de beschikking van 14 april 2016 heeft de Ondernemingskamer bepaald dat het door Olden toegezonden verslag met bijlagen van het onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van RTC en RTC Franchise ter griffie van de Ondernemingskamer ter inzage ligt voor belanghebbenden.
1.6
Bij op 13 juni 2016 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verzoekschrift met producties hebben de verzoekers 1, 2, 3, 20 en 22 de Ondernemingskamer verzocht, bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, vast te stellen dat het onderzoeksverslag blijk geeft van wanbeleid van RTC en RTC Franchise ten aanzien van bepaalde onderwerpen, op de voet van artikel 2:356 BW zodanige voorzieningen te treffen als de Ondernemingskamer nodig zal achten teneinde aan het wanbeleid zo spoedig mogelijk een einde te maken, en RTC en RTC Franchise hoofdelijk te veroordelen in de kosten van het geding.
1.7
Bij brief van 4 augustus 2016, ingekomen ter griffie van de Ondernemingskamer op 11 augustus 2016, hebben voormelde vijf verzoekers hun verzoekschrift ingetrokken.

2.De gronden van de beslissing

Nu de in 1.6 en 1.7 bedoelde vijf verzoekers hun verzoek hebben ingetrokken, behoeft dat verzoek geen verdere behandeling en beslissing meer en dienen zij in dat verzoek niet-ontvankelijk te worden verklaard. Het voorgaande brengt mee dat de bij voormelde beschikking van 11 september 2015 getroffen onmiddellijke voorziening (zie 1.3 hiervoor) moet worden beëindigd. Gelet hierop zal de Ondernemingskamer deze onmiddellijke voorziening met ingang van heden en uitvoerbaar bij voorraad opheffen.

3.De beslissing

De Ondernemingskamer:
verklaart de verzoekers 1, 2, 3, 20 en 22 niet-ontvankelijk in hun in 1.6 hiervoor weergegeven verzoek;
heft op, met ingang van heden, de bij beschikking van 11 september 2015 getroffen onmiddellijke voorziening;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.C. Makkink, voorzitter, mr. A.M.L Broekhuijsen-Molenaar en mr. A.J. Wolfs, raadsheren, en H. de Munnik en mr. J.B.M. Streppel, raden, in tegenwoordigheid van mr. F.L.A. Straathof, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 22 augustus 2016.