In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 augustus 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 15 december 2015. De verdachte, geboren in 1962, was in hoger beroep gegaan tegen de beslissingen van de rechtbank met betrekking tot de overtreding van gebiedsverboden en de vernieling van goederen, waaronder een fooienpot en etenswaren van Starbucks. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 3 september 2015 opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel van de burgemeester van Amsterdam om zich voor 24 uur uit een overlastgebied te verwijderen. Daarnaast heeft hij etenswaren en een fooienpot vernield, wat leidde tot schade voor het bedrijf. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd, omdat deze niet voldeed aan de eisen van het Wetboek van Strafvordering. De verdachte is schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten en is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van voorarrest. Tevens is de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf gelast, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd schuldig had gemaakt aan een nieuw strafbaar feit. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen bij het bepalen van de straf.