ECLI:NL:GHAMS:2016:3338

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 juli 2016
Publicatiedatum
18 augustus 2016
Zaaknummer
200.192.071/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van een schuldenaar die niet voldoet aan de informatie- en sollicitatieverplichtingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van appellante [X]. De rechtbank Noord-Holland had op 24 mei 2016 de schuldsaneringsregeling van [X] tussentijds beëindigd, omdat zij niet tijdig aan haar informatieverplichting had voldaan. Hoewel [X] in de laatste twee maanden aanvullend had gesolliciteerd, had zij in de twee jaar daarvoor niet voldoende aan haar sollicitatieverplichtingen voldaan. Het hof heeft de zaak behandeld op 19 juli 2016, waarbij [X] werd bijgestaan door haar advocaat en een beschermingsbewindvoerder. Tijdens de zitting heeft [X] haar situatie toegelicht, waaronder haar werk als schoonmaakster en de moeilijkheden die zij ondervond bij het solliciteren. Ze heeft aangegeven dat ze recent hulp heeft gekregen van haar oudste zoon en dat ze nu aan haar verplichtingen kan voldoen.

Het hof heeft overwogen dat de schuldenaar verplicht is om actief mee te werken aan de uitvoering van de schuldsaneringsregeling. Het hof heeft vastgesteld dat [X] niet tijdig de benodigde informatie heeft verstrekt en dat haar sollicitatie-inspanningen in de voorgaande jaren onvoldoende waren. Ondanks de recente verbeteringen in haar situatie, heeft het hof geen aanleiding gezien om de looptijd van de schuldsanering te verlengen, omdat het vertrouwen in [X] ontbrak. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank om de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen bekrachtigd, omdat [X] niet voldoende had aangetoond dat zij in staat was om de regeling succesvol af te ronden.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.192.071/01
insolventienummer rechtbank : C/14/14/52 R
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 26 juli 2016
in de zaak van
[X] ,
wonende te Den Helder,
appellante,
advocaat: mr. M.M. van Eeten te Den Helder.

1.Het geding in hoger beroep

Appellante wordt hierna [X] genoemd.
[X] is bij per fax op 31 mei 2016 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift, met producties, in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 24 mei 2016, waarbij de rechtbank de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [X] tussentijds heeft beëindigd.
Het hoger beroep is behandeld ter zitting van 19 juli 2016. Bij die behandeling is [X] verschenen, vergezeld door de beschermingsbewindvoerder J. Zeldenrust en bijgestaan door mr. Van Eeten voornoemd, die het verzoekschrift heeft toegelicht aan de hand van een pleitnotitie die aan het hof is overgelegd. Voorts is de bewindvoerder, M.E.B. Willebrands, verschenen, die haar standpunt mondeling heeft toegelicht.
Het hof heeft kennis genomen van het verzoekschrift met producties (waaronder het proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg), de brief van mr. Van Eeten van 24 juni 2016 met de producties 9 tot en met 18, het verslag van de bewindvoerder van 6 juli 2016, met bijlagen, en de namens [X] bij brief van 14 juli 2016 nog nader overgelegde productie 19. [X] heeft te kennen gegeven genoemd verslag van de bewindvoerder (met bijlagen) ontvangen te hebben.

2.Beoordeling

2.1
[X] heeft in het verzoekschrift verzocht het vonnis waarvan beroep (hierna: het vonnis) te vernietigen en haar in staat te stellen alsnog de wettelijke schuldsaneringsregeling te voltooien, eventueel met nadere verlenging van de looptijd van de regeling. [X] betwist (verwijtbaar) tekortgeschoten te zijn in de nakoming van haar verplichtingen. Daartoe heeft [X] - samengevat en voor zover voor de beslissing van belang - het volgende aangevoerd. [X] is sinds 1 januari 2012 in vaste dienst werkzaam als schoonmaakster bij Asito Noord-Holland BV. Zij heeft een urenuitbreiding bij haar werkgever gevraagd en
gekregen en werkt sinds 1 januari 2014 minimaal 65 uur in de maand. Het is, aldus [X] , moeilijk om naast deze uren aanvullend werk te vinden, aangezien zij onregelmatige diensten draait. Voorts heeft [X] aangevoerd dat zij moeite heeft met solliciteren. Zij is laag opgeleid, heeft moeite met lezen en schrijven en heeft geen computerervaring. Daarom heeft zij telefonisch gesolliciteerd en is zij bij bedrijven langs geweest. [X] heeft de bewindvoerder tweemaal een lijst met sollicitatie-activiteiten doen toekomen. [X] is van mening dat zij meer hulp had moeten krijgen bij het nakomen van de aanvullende sollicitatieverplichting.
Met betrekking tot de informatieverplichting heeft [X] aangevoerd dat het haar niet gelukt is om de benodigde gegevens van haar zoon, [Z] , te krijgen.
Volgens [X] is de situatie thans veranderd. Zij heeft eind mei 2016 een afspraak gehad bij de huisarts om erachter te komen waarom zij niet zelfredzaam is onder andere in het voeren van gesprekken en het ondernemen van sollicitaties. Sindsdien heeft zij twee gesprekken gehad met een psycholoog. [X] heeft recent haar oudste zoon [Y] op de hoogte durven stellen van de situatie. Sindsdien helpt hij haar. [X] heeft, zo stelt zij, inmiddels volledig voldaan aan de informatieverplichting en voldoet met hulp van [Y] ook aan haar aanvullende sollicitatieverplichting. Bovendien helpt [Z] haar nu met het bedienen van de computer. Gelet op deze veranderingen in haar leven verzoekt [X] nog een kans om de schuldsanering met succes te voltooien. Zij acht de gevolgen van het vonnis onevenredig zwaar. [X] verwacht met de hulp die zij thans krijgt de schuldsaneringsregeling, onder eventuele nadere verlenging van de looptijd, met een goed gevolg te kunnen afsluiten.
2.2
De bewindvoerder heeft in hoger beroep het volgende naar voren gebracht. Zij (de bewindvoerder) heeft steeds rekening gehouden met de beperkingen die [X] heeft. Omdat [X] ook aangaf medische beperkingen te hebben, is haar meermaals verzocht daaromtrent bewijsstukken aan te leveren, maar dit heeft [X] niet gedaan en de aanvullende sollicitatieverplichting is daarom blijven gelden. Het is goed dat [X] urenuitbreiding bij haar werkgever heeft gekregen, maar gedurende de schuldsanerings-regeling heeft [X] niet voldoende aantoonbaar aanvullend gesolliciteerd. Ook reageerde [X] niet op brieven en uitte [X] weerstand als de bewindvoerder haar telefonisch op haar verplichtingen wees. Dit is volgens de bewindvoerder niet veranderd na de gesprekken op de rechtbank en ook de (sinds 2013 beschikbare) beschermingsbewindvoerder heeft dit niet kunnen veranderen. De motivatie om de schuldsanering tot een goed einde te brengen heeft tot nu toe ontbroken en de bewindvoerder heeft niet de verwachting dat dat in voldoende mate zal veranderen.
2.3
Het hof stelt bij zijn beoordeling voorop dat - zoals in het bijzonder blijkt uit artikel 350, derde lid, Fw - uit de wettelijke schuldsaneringsregeling voor de schuldenaar verplichtingen voortvloeien, die hun grond vinden in de doelstelling van die wet. Deze doelstelling komt erop neer dat natuurlijke personen die in een uitzichtloze financiële positie zijn gekomen de kans moet worden geboden weer met een schone lei verder te gaan. Daar staat echter tegenover dat van de schuldenaar een actieve medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling wordt gevergd. Van het ontbreken van de vereiste medewerking kan, onder meer, sprake zijn indien de schuldenaar zijn informatie- en/of sollicitatieplicht niet nakomt dan wel een boedelachterstand en/of bovenmatige nieuwe schulden heeft laten ontstaan.
2.4
In het licht van het vorenstaande overweegt het hof als volgt.
2.5
Op de schuldenaar rust onder meer de verplichting tot het verschaffen van die inlichtingen waarvan de schuldenaar weet of behoort te begrijpen dat zij van belang zijn voor een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling. [X] heeft nagelaten de bewindvoerder (spontaan en tijdig) in kennis te stellen van informatie betreffende de persoonlijke en financiële situatie van haar inwonende zoon. De omstandigheid dat [X] inmiddels de ontbrekende gegevens aan de bewindvoerder heeft overgelegd, leidt niet tot een ander oordeel. Afgezien van het feit dat nog steeds niet alle benodigde stukken zijn aangeleverd - inkomensgegevens over 2016 ontbreken volgens de bewindvoerder nog - is [X] in een te laat stadium - te weten eerst na het vonnis en pas na tussenkomst van haar advocaat - overgegaan tot het verstrekken van de bewuste stukken, dit terwijl de bewindvoerder en de rechter-commissaris [X] ruim voordien al herhaaldelijk het belang van de informatieverplichting hadden voorgehouden. Door het niet (tijdig) verstrekken van deze inlichtingen heeft [X] de bewindvoerder in haar toezichthoudende taak belemmerd.
2.6
Ingevolge artikel 288, eerste lid, onder c, Fw rust op de schuldenaar onder meer de verplichting zich in te spannen zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven. Daarom moest [X] - zoals haar ook herhaaldelijk is meegedeeld - ten minste gemiddeld viermaal per maand solliciteren naar aanvullend betaald werk. Weliswaar heeft [X] gesteld dat zij door beperkingen en op psychische gronden niet in staat was om aan die verplichting te voldoen, maar zij heeft deze stelling onvoldoende onderbouwd zodat het hof daarmee geen rekening kan houden. Bij deze stand van zaken kan niet worden gezegd dat op [X] de aanvullende sollicitatieverplichting niet van toepassing was. In dit verband weegt het hof mee dat de bewindvoerder heeft aangevoerd dat zij steeds rekening heeft gehouden met de beperkingen van [X] ,(zoals geen computervaardigheid en moeite met lezen en schrijven), maar dat [X] - op een enkele uitzondering na - er nooit blijk van heeft gegeven dat zij zich inspande om aanvullend werk te vinden. Als [X] vond dat zij hierbij hulp nodig had, had zij deze hulp moeten zoeken of in ieder geval de haar aangeboden hulp (het door de beschermingsbewindvoerder ingeschakelde maatschappelijk werk) moeten accepteren. Dat heeft zij niet gedaan. De omstandigheid dat [X] thans in de maand juni 2016 meerdere sollicitaties heeft verricht, kan haar niet meer baten. Die sollicitaties wegen niet op tegen de lange periode van meer dan twee jaar waarin [X] niet dan wel onvoldoende (aantoonbaar) heeft gesolliciteerd.
2.7
Het hof acht voorts van belang dat de rechtbank [X] al een hernieuwde kans heeft geboden de schuldsanering tot een goed einde te brengen door deze niet al medio 2015 tussentijds te beëindigen (zoals de bewindvoerder had verzocht) maar de regeling met zes maanden te verlengen.
2.8
Voor een nadere verlenging van de looptijd zoals door [X] verzocht ziet het hof geen aanleiding, nu het vertrouwen ontbreekt dat [X] alsnog de motivatie opbrengt om de schuldsanering tot een goed einde te brengen. Dat de oudste zoon van [X] zijn moeder kort geleden is gaan bijstaan acht het hof daartoe onvoldoende.
2.9
Al het vorenstaande brengt het hof ertoe de beslissing van de rechtbank te onderschrijven. Het vonnis zal dan ook worden bekrachtigd.

3.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.A. Goslings, F.J.P.M. Haas en M.A.J.G. Janssen en in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.
Van dit arrest kan gedurende acht dagen na de dag van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld door middel van een verzoekschrift in te dienen ter griffie van de Hoge Raad.