ECLI:NL:GHAMS:2016:3272

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 augustus 2016
Publicatiedatum
11 augustus 2016
Zaaknummer
23-003624-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake mishandeling met intrekking van getuigenverklaring

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 augustus 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 27 augustus 2015 was gewezen. De verdachte, geboren in 1972, werd beschuldigd van mishandeling van [verdachte 2] op 5 juni 2015 in Den Helder. De tenlastelegging hield in dat de verdachte [verdachte 2] meerdere malen op of tegen het hoofd had geslagen. Tijdens de zitting in hoger beroep op 28 juli 2016 heeft de raadsvrouw van de verdachte vrijspraak bepleit, stellende dat de verklaring van getuige [getuige] niet als bewijs kon dienen omdat deze zijn verklaring had ingetrokken. Het hof heeft echter geoordeeld dat de getuigenverklaring, ondanks de intrekking, niet buiten beschouwing kon worden gelaten, omdat de getuige zijn verklaring niet had ondertekend uit angst voor de verdachte en niet omdat deze onjuist zou zijn.

Het hof heeft vastgesteld dat de aangifte van [verdachte 2] en de getuigenverklaring voldoende bewijs boden voor de bewezenverklaring van de mishandeling. Het hof heeft de eerdere veroordelingen van de verdachte voor geweldsdelicten in overweging genomen en heeft geoordeeld dat de verdachte opnieuw een gevangenisstraf moest krijgen. De politierechter had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken, en het hof heeft deze straf in hoger beroep bevestigd. Het hof heeft de wettelijke voorschriften van het Wetboek van Strafrecht toegepast zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

Parketnummer: 23-003624-15
Datum uitspraak: 11 augustus 2016
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 27 augustus 2015 in de strafzaak onder parketnummer 15-110029-15 tegen
[verdachte 1],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1972,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 28 juli 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 5 juni 2015 in de gemeente Den Helder [verdachte 2] heeft mishandeld door een of meerdere malen op/tegen het hoofd heeft geslagen en/of gestompt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Nadere bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de verklaring van de getuige [getuige] niet als bewijs kan dienen, aangezien de getuige zijn verklaring later heeft ingetrokken. Hetgeen overblijft is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen, aldus de raadsvrouw.
Het hof overweegt als volgt.
Op 5 juni 2015 heeft aangever [verdachte 2] aangifte gedaan van mishandeling door de verdachte. Hij verklaarde dat hij die dag door de verdachte meerdere malen in zijn gezicht is geslagen en dat hij door die klappen meerdere verwondingen en gezwollen bulten in zijn gezicht had opgelopen. De getuige [getuige] heeft ook op diezelfde dag ten overstaan van de politie verklaard dat hij zag dat de verdachte de aangever twee ‘tikkies’ in zijn gezicht gaf.
Het hof constateert dat de getuige [getuige] zijn verklaring niet heeft ondertekend. Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant Stol (p. 16) blijkt dat de getuige niet langer achter zijn verklaring stond. Uit dit proces-verbaal blijkt echter ook dat de getuige [getuige] weigerde om zijn verklaring te tekenen uit angst voor de verdachte, en kennelijk niet omdat zijn verklaring onjuistheden of onwaarheden zou bevatten. Het hof ziet derhalve geen aanleiding om deze verklaring van de getuige [getuige], neergelegd in een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal, buiten beschouwing te laten.
Op grond van de aangifte en de getuigenverklaring van [getuige] komt het hof tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 5 juni 2015 in Den Helder [verdachte 2] heeft mishandeld door hem meerdere malen tegen het hoofd te slaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventuele aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de dan op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie weken.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling door het slachtoffer meerdere malen in zijn gezicht te slaan. Daarmee heeft hij inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 12 juli 2016 is hij meermalen eerder onherroepelijk veroordeeld voor geweldsdelicten, ook tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen. Deze eerder opgelegde en geëxecuteerde gevangenisstraffen hebben de verdachte er klaarblijkelijk niet van weerhouden de thans bewezenverklaarde mishandeling te begaan.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Lolkema, mr. M.J.A. Plaisier en mr. G.M. Boekhoudt, in tegenwoordigheid van mr. D.G. Oomkes, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 augustus 2016.
Mr. M.J.A. Plaisier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.