ECLI:NL:GHAMS:2016:3271

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 juli 2016
Publicatiedatum
11 augustus 2016
Zaaknummer
23-003387-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep voor diefstal van een jas na onvoldoende bewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van diefstal van een jas, die op 14 december 2013 in Alkmaar was weggenomen. De advocaat-generaal had gevorderd dat het feit bewezen zou worden verklaard en dat de verdachte een taakstraf van 60 uren zou krijgen, subsidiair 30 dagen hechtenis. De raadsman pleitte echter voor vrijspraak.

Tijdens de zitting heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsman. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De getuigenverklaringen waren niet overtuigend genoeg, vooral omdat de herkenning van de verdachte door een getuige was gebaseerd op een enkelvoudige fotoconfrontatie die pas geruime tijd na het incident had plaatsgevonden. Dit leidde het hof tot de conclusie dat de bewijswaarde van deze getuigenverklaring zeer gering was.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde diefstal. Het hof oordeelde dat niet met voldoende zekerheid kon worden vastgesteld dat de verdachte de jas had weggenomen, en sprak hem daarvan vrij. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met de betrokken rechters en griffier aanwezig.

Uitspraak

Parketnummer: 23-003387-15
Datum uitspraak: 28 juli 2016
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 6 augustus 2015 in de strafzaak onder de parketnummers 15-182854-14 en 13-650560-12 (TUL), 15-703077-13 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1983,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 28 juli 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 december 2013 te Alkmaar met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een jas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het tenlastegelegde feit zal worden bewezenverklaard en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis.

Vrijspraak

De raadsman heeft vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de stukken van het dossier kan het volgende worden afgeleid.
Op 14 december 2013 is de jas van aangever [slachtoffer] weggenomen uit dansschool [naam] te Alkmaar. Een aantal getuigen heeft die avond in de dansschool een onbekende man gezien die zich vreemd gedroeg. Deze man verliet de dansschool uiteindelijk met een jas uit de garderobe. Getuige [getuige 1] heeft gezien dat die onbekende man wegreed in een auto met kenteken [kenteken] . Later bleek dat dat kenteken op naam stond van de verdachte. Getuige [getuige 2] is een aantal maanden na het incident geconfronteerd met foto’s van de verdachte. Zij verklaarde dat zij de persoon op de foto’s herkende als de man die op de dansschool aanwezig was..
Het hof constateert dat de foto’s die aan de getuige [getuige 2] zijn getoond zich niet in het dossier bevinden. Al om deze reden kan de herkenning van de verdachte door deze getuige niet voor het bewijs worden gebruikt. Het hof is overigens van oordeel dat als deze foto’s wel onderdeel uit hadden gemaakt van het dossier, de herkenning eveneens niet als bewijs had kunnen dienen, nu het een enkelvoudige fotoconfrontatie betrof die pas geruime tijd na het incident heeft plaatsgevonden. De bewijswaarde van een dergelijke enkelvoudige en late confrontatie is zeer gering, en kan de bewezenverklaring niet dragen.
Naar het oordeel van het hof is ook op basis van de overige stukken van het dossier niet met voldoende zekerheid vast te stellen dat het de verdachte was die op 14 december 2013 de jas van aangever [slachtoffer] uit voornoemde dansschool heeft weggenomen. Het feit dat de getuige de man die in de dansschool was heeft zien wegrijden in de auto die op naam stond van de verdachte is hiervoor niet voldoende. Het hof zal de verdachte dan ook vrijspreken van het ten laste gelegde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Lolkema, mr. M.J.A. Plaisier en mr. G.M. Boekhoudt, in tegenwoordigheid van mr. D.G. Oomkes, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 juli 2016.
Mr. M.J.A. Plaisier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.