ECLI:NL:GHAMS:2016:3231

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 augustus 2016
Publicatiedatum
9 augustus 2016
Zaaknummer
200.182.465/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een notaris met betrekking tot belangenbehartiging en verrekening van tegoeden

In deze zaak hebben klagers, de erven van mevrouw B en de heer C, een klacht ingediend tegen notaris mr. [naam] vanwege vermeende tekortkomingen in de belangenbehartiging. De klagers verwijten de notaris dat hij zich heeft gemaakt tot houder van het overbedelingsdepot voor de heer A en zonder hun instemming gelden uit dit depot heeft uitbetaald. Daarnaast wordt de notaris verweten dat hij zonder overleg gedeponeerde tegoeden heeft verrekend met eigen aanspraken en een onjuiste verklaring ex artikel 475 Rv heeft afgelegd. Ook wordt er geklaagd over de medewerking van de notaris aan de overdracht van hypotheekrechten van de advocaat van de heer A, terwijl deze rechten door de notaris als nietig werden beschouwd. De klagers stellen verder dat de notaris zijn vordering heeft verrekend met gedeponeerde tegoeden, ondanks dat de nalatenschap beneficiair was aanvaard en nog niet was vereffend. De kamer voor het notariaat heeft de klacht van klagers ongegrond verklaard. Het hof bevestigt deze beslissing, met uitzondering van klachtonderdeel 3, waar klagers niet-ontvankelijk in worden verklaard. De zaak betreft een complex geschil rondom de afwikkeling van een nalatenschap, waarbij verschillende juridische en procedurele aspecten aan de orde komen, zoals de rol van de notaris, de rechten van de erfgenamen en de geldigheid van de verrekeningen die door de notaris zijn uitgevoerd.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.182.465/01 NOT
nummer eerste aanleg : AL/2015/16
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 9 augustus 2016
inzake
de erven [mevrouw B] ( [de heer C] ),
wonend te [plaats] ,
en
[mevrouw D] ,
wonend te [plaats] ,
appellanten,
gemachtigde: mr. W.D. Huizinga, advocaat te Arnhem ,
tegen
mr. [naam] ,
notaris te [plaats] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. F.A.M. Knüppe, advocaat te Arnhem .

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellanten (hierna: klagers) hebben op 23 december 2015 een beroepschrift - met bijlage - bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem -Leeuwarden (hierna: de kamer) van 24 november 2015 (ECLI:NL:TNORARL:2015:45). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van appellanten tegen geïntimeerde (hierna: de notaris) ongegrond verklaard.
1.2.
De notaris heeft op 28 januari 2016 een verweerschrift bij het hof ingediend.
1.3.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 26 mei 2016. Klagers en de notaris, vergezeld van hun gemachtigden, zijn verschenen. Allen hebben het woord gevoerd; de gemachtigden aan de hand van aan het hof overgelegde pleitaantekeningen.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.Feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. De notaris heeft tegen de vaststelling van die feiten bezwaar gemaakt, in die zin dat de notaris de feiten op een of meer onderdelen wenst aan te vullen of te corrigeren. Het hof zal hiermee (voor zover relevant) bij de beoordeling rekening houden.
3.2.
Samengevat weergegeven gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
De heer [erflater] heeft bij testament van 24 april 1970 de heer [de heer A] en mevrouw [mevrouw B] benoemd tot erfgenamen, ieder voor een gelijk deel. Bij dat testament heeft hij hen de last opgelegd het tot zijn nalatenschap behorend onroerend goed met beider toestemming te verkopen. [erflater] is overleden op 6 september 1980. De nalatenschap is beschreven bij akte van 14 mei 1981. Tot de nalatenschap behoorde het huis aan [adres] .
3.2.2.
Bij vonnis van 9 maart 2005 heeft de rechtbank [plaats] [de heer A] en [mevrouw B] onder meer veroordeeld hun medewerking te verlenen aan het doen opstellen van een akte tot scheiding en deling van de nalatenschap [erflater] en aan de overdracht van het eerdergenoemde huis aan [de heer A] , met benoeming van de notaris tot notaris ten overstaan van wie de akte tot scheiding en deling van de nalatenschap en de akte van levering van het huis zullen worden verleden, en met benoeming van onzijdige personen om de partijen te vertegenwoordigen indien zij niet aan het tostandkomen van de akten willen meewerken.
3.2.3.
[mevrouw B] is overleden op 17 mei 2008. De nalatenschap van [erflater] was toen nog niet afgewikkeld. Klager ( [de heer C] ) is de zoon en enig (benificiair) erfgenaam van [mevrouw B] .
3.2.4.
Bij arrest van 12 mei 2009 heeft het gerechtshof [plaats] het onder 3.2.2. genoemde vonnis bekrachtigd, voor zover hier relevant.
3.2.5.
[de heer A] en klager hebben aan hun advocaten hypotheekrechten verleend op hun onverdeelde aandelen in het huis, tot zekerheid voor de betaling van de kosten van de advocaten.
3.2.6.
[de heer A] heeft het huis in 2011 zonder toestemming van klager verkocht. Op (of omstreeks) 21 september 2012 heeft hij ten laste van klager conservatoir beslag laten leggen onder de notaris tot een bedrag van € 130.000,-, op hetgeen hij in depot wegens overbedeling zou storten onder de notaris.
3.2.7.
De notaris heeft de advocaten van [de heer A] en klager verzocht mee te werken aan het doorhalen van hun hypotheekrechten, omdat de vestiging daarvan volgens hem in strijd was met artikel 3:43 BW. De advocaat van klager heeft op 5 november 2012 een machtiging tot doorhaling gegeven, de advocaat van [de heer A] heeft niet aan het verzoek voldaan. Klager heeft, eveneens op 5 november 2012, een recht van hypotheek op zijn onverdeelde aandeel in het huis verleend aan klaagster ( [mevrouw D] ) voor een bedrag van in totaal € 189.000,-, in verband met een geldlening. [de heer A] heeft op 16 november 2012 executoriaal beslag laten leggen op het onverdeelde aandeel van klager in het huis. Bij vonnis van 11 december 2012 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank [plaats] onder meer overwogen dat [de heer A] gerechtigd was het huis te verkopen en dat de overeenkomsten tot hypotheekverlening aan de advocaat van klager en aan klaagster dezelfde strekking hadden en dat die nietig zijn. Klaagster is daarbij veroordeeld medewerking te verlenen aan de doorhaling van de hypotheek.
3.2.8.
De notaris heeft op 11 december 2012 de akte van verdeling van de nalatenschap [erflater] verleden, waarbij klager door de aangewezen onzijdig persoon is vertegenwoordigd. Het huis is daarbij toegedeeld aan [de heer A] voor de getaxeerde waarde van € 260.000,-. Verder is bepaald dat [de heer A] is overbedeeld voor een bedrag van € 126.338,11 en dat dit bedrag is voldaan op een rekening van de notaris. Bij nota van dezelfde datum voor klager heeft de notaris vermeld dat na aftrek van zijn kosten ten bedrage van € 16.560,67 voor klager een bedrag van € 109.548,59 resteert, waarop beslag is gelegd door [de heer A] .
3.2.9.
[de heer A] heeft op 18 april 2013 opnieuw conservatoir beslag onder de notaris laten leggen ten laste van klager. Klaagster heeft op 20 januari 2014 executoriaal beslag onder de notaris laten leggen ten laste van klager, als diens schuldeiser. De advocaat van klager heeft op 29 januari 2014 eveneens beslag onder de notaris laten leggen ten laste van klager.
3.2.10.
Bij vonnissen van 5 februari 2014 heeft de rechtbank [plaats] onder meer voor recht verklaard dat klaagster en haar advocaat geen wettelijk pandrecht hebben op het overbedelingsdepot bij de notaris en hen veroordeeld te gedogen dat de notaris overgaat tot uitbetaling uit het overbedelingsdepot aan [de heer A] van wat in rechte tussen hem en klager zal worden vastgesteld als zijnde te verrekenen in verband met de nalatenschap [erflater] respectievelijk de afwikkeling daarvan. Verder heeft de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad, klager veroordeeld om in totaal € 92.266,28 aan [de heer A] te betalen en te gedogen dat dit bedrag wordt betaald uit het overbedelingsdepot bij de notaris. [de heer A] heeft de notaris bij brief van 7 februari 2014 verzocht tot uitbetaling over te gaan van € 93.114,12, met de rente vanaf die dag. De notaris heeft € 93.061,54 aan [de heer A] uitbetaald, en daarvan bij e-mail van 10 februari 2014 aan klager mededeling gedaan. In de verklaringen derdenbeslag van 18 en 26 februari 2014 met betrekking tot de op 20 en 29 januari 2014 gelegde beslagen heeft de notaris vermeld dat hij klager een bedrag van € 26.487,- aan klager is verschuldigd, exclusief rente, ‘op grond van een akte van verdeling (..) voorwaardelijk, afhankelijk van de uitkomst van diverse gerechtelijke procedures (..)’. Bij vonnis van 29 april 2014 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank [plaats] de vordering van klagers en hun advocaat tot staking van de tenuitvoerlegging van een van de eerdergenoemde vonnissen van 5 februari 2014 afgewezen.
3.2.11.
Bij arrest van 10 maart 2015 heeft het gerechtshof [plaats] onder meer geoordeeld dat de vordering van klager uit overbedeling van [de heer A] is ontstaan op het moment van verdeling, dus bij de akte van 11 december 2012, en dat de vordering vervolgens is tenietgegaan door verrekening met wat klager schuldig was aan [de heer A] , en dat de notaris geen gelden meer voor klager houdt, maar voor [de heer A] .

4.Standpunt van klagers

Klagers verwijten de notaris kort gezegd het volgende.
  • De notaris heeft de belangen van klagers onvoldoende behartigd. Hij heeft zich gemaakt tot houder van het overbedelingsdepot voor [de heer A] en zonder instemming van klagers gelden uit het depot uitbetaald.
  • De notaris heeft zonder verrekeningsverklaring, overleg of instemming gedeponeerde tegoeden verrekend met eigen aanspraken (a) en een onjuiste verklaring ex artikel 475 Rv afgelegd (b).
  • De notaris heeft meegewerkt aan de overdracht van hypotheekrechten van de advocaat van [de heer A] , hoewel hij deze rechten nietig achtte en daarover buiten klagers om overleg gevoerd met die advocaat.
  • De notaris heeft zijn vordering verrekend met gedeponeerde tegoeden, hoewel de nalatenschap beneficiair was aanvaard en nog niet vereffend.
  • en (6) De notaris heeft zich onvoldoende verantwoord en eigen belangen nagestreefd.

5.Standpunt van de notaris

De notaris heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de notaris wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

6.Beoordeling

6.1.
Het hof zal de verschillende klachtonderdelen hieronder bespreken.
Onderdeel 1: betaling [de heer A] uit overbedelingsdepot
6.2.
Bij vonnissen van 5 februari 2014 heeft de rechtbank [plaats] klager veroordeeld om een bedrag aan [de heer A] te betalen en klagers veroordeeld om te gedogen dat dit bedrag zou worden betaald uit het overbedelingsdepot onder de notaris. Het is de notaris niet in tuchtrechtelijke zin te verwijten dat hij aan deze vonnissen gevolg heeft gegeven door het bedrag dat klager op grond van de vonnissen aan [de heer A] was verschuldigd, op verzoek van [de heer A] aan deze uit te betalen. De eis dat de notaris de betekening van de vonnissen en een mogelijk executiegeschil had moeten afwachten, gaat in dit geval te ver. Overigens levert het achterwege laten van voorafgaande betekening niet van rechtswege de nietigheid van de tenuitvoerlegging van een vonnis op. Het is verder niet aan de tuchtrechter om vast te stellen aan wie het overbedelingsdepot – voor en na de akte van verdeling van de nalatenschap [erflater] – in civielrechtelijke zin toekwam. Hetgeen klagers daarover hebben aangevoerd, zal het hof daarom verder onbesproken laten.
Onderdelen 2a en 4: betaling kosten notaris uit overbedelingsdepot
6.3.
De notaris heeft zijn kosten uit het depot voldaan in december 2012, bij het verlijden van de akte van verdeling van de nalatenschap [erflater] . Die nalatenschap was niet benificiair aanvaard, zodat op dit punt geen belemmering aanwezig was. De kosten van de notaris waren boedelkosten, die bij voorrang behoorden te worden voldaan. De nota van de notaris van 11 december 2012 valt aan te merken als de verklaring van de notaris dat hij zijn vordering op klagers verrekende met de vordering van klagers op hem uit hoofde van het depot. Voor de verrekening had de notaris niet de instemming van klagers nodig. Dat de notaris heeft verrekend in weerwil van een door [de heer A] gelegd beslag, raakt niet het belang van klagers, zodat zij daarover niet kunnen klagen. Artikel 3:43 BW stond niet aan de verrekening in de weg, omdat dit artikel niet ziet op de betaling van de boedelkosten uit het depot.
Onderdeel 2b: verklaring derdenbeslag
6.4.
De notaris had behoren te verklaren wat hij op het moment van beslaglegging, dus op 20 en 29 januari 2014, aan [de heer A] was verschuldigd, dus vóór uitbetaling van het bedrag van
€ 93.061,54 aan [de heer A] . In zoverre is juist dat de verklaring onvolledig was. De onvolledigheid is echter van onvoldoende gewicht om daaraan tuchtrechtelijke gevolgen te verbinden. De notaris had klagers van de uitbetaling in kennis gesteld voordat hij de verklaring aflegde, zodat klagers wisten of konden weten dat de verklaring op dit punt niet volledig was. Niet is gebleken dat zij van de kenbare onvolledigheid enig nadeel hebben ondervonden.
Onderdeel 3: hypotheekrecht advocaat [de heer A]
6.5.
[de heer A] heeft ermee ingestemd dat het huis aan hem werd toegedeeld, onder instandhouding van het hypotheekrecht van zijn advocaat. Niet valt in te zien welk belang klagers hebben om daarover te klagen, zodat klagers op dit punt niet in hun klacht kunnen worden ontvangen.
Onderdelen 5 en 6: eigen belang notaris
6.6.
Deze onderdelen hebben geen zelfstandige betekenis naast de onderdelen 1 tot en met 4. Zij behoeven daarom niet afzonderlijk te worden besproken.
Conclusie
6.7.
De conclusie is dat de beslissing van de kamer moet worden bevestigd, met dien verstande dat klagers alsnog niet-ontvankelijk behoren te worden verklaard in klachtonderdeel 3. Het hof zal dienovereenkomstig beslissen.
6.8.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.9.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.Beslissing

Het hof:
- bevestigt de bestreden beslissing behoudens voor zover klachtonderdeel 3 ongegrond is verklaard;
- vernietigt de bestreden beslissing op dat punt;
en, in zoverre opnieuw beslissende:
- verklaart klagers niet-ontvankelijk in klachtonderdeel 3.
Deze beslissing is gegeven door mrs. W.J.J. Los, F.J.P.M. Haas en J.W. van Zaane en in het openbaar uitgesproken op 9 augustus 2016 door de rolraadsheer.