Uitspraak
13/229056-14 tegen
Onderzoek van de zaak
20 juli 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 16 januari 2015. De verdachte, geboren in Afghanistan in 1989, was beschuldigd van mishandeling van de aangever op 17 oktober 2014 in Amsterdam. Tijdens de zitting in hoger beroep zijn camerabeelden getoond die betrekking hebben op het incident. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet degene was die de aangever heeft geslagen of gestompt. Hierdoor heeft het hof besloten om de verdachte vrij te spreken van de tenlastelegging.
Daarnaast was er een vordering van de benadeelde partij, die in eerste aanleg een schadevergoeding van € 460,00 had gevorderd, waarvan € 100,00 was toegewezen. In hoger beroep heeft de benadeelde partij zich echter niet opnieuw gevoegd, waardoor het hof alleen kon oordelen over de schadevergoeding die in eerste aanleg was toegewezen. Aangezien de verdachte niet schuldig werd bevonden aan de mishandeling, kon de benadeelde partij niet in de vordering tot schadevergoeding worden ontvangen.
Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en opnieuw recht gedaan door de verdachte vrij te spreken van de ten laste gelegde feiten en de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering tot schadevergoeding.