ECLI:NL:GHAMS:2016:3166

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 juli 2016
Publicatiedatum
3 augustus 2016
Zaaknummer
23-000448-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan diefstal met eerdere veroordeling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren op de Nederlandse Antillen in 1968, was beschuldigd van medeplichtigheid aan diefstal van een fiets op 28 januari 2016 in Amsterdam. De tenlastelegging omvatte verschillende handelingen die de verdachte zou hebben verricht om de diefstal te faciliteren, waaronder het op de uitkijk staan en het verplaatsen van een fiets. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het hof van oordeel was dat er geen sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte. De verdachte werd vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, maar het subsidiair ten laste gelegde werd wel bewezen verklaard. Het hof oordeelde dat de verdachte medeplichtig was aan de diefstal, ondanks zijn eerdere veroordelingen voor soortgelijke misdrijven. De opgelegde straf bestond uit een gevangenisstraf van één week, met aftrek van voorarrest, en het hof weegt daarbij de ernst van het feit en de omstandigheden van de verdachte mee. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de rechters J.W. Moors, A.E. Kleene-Krom en H.M.J. Quaedvlieg betrokken waren.

Uitspraak

parketnummer: 23-000448-16
datum uitspraak: 29 juli 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 8 februari 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-701172-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen) op [geboortedag] 1968,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 15 juli 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 januari 2016 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een onbekend gebleven eigenaar, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, waarbij verdachte en/of zijn mededader die fiets onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of forcering,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een eerdere veroordeling van de verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, dat in kracht van gewijsde is gegaan;
subsidiair:
[betrokkene] op of omstreeks 28 januari 2016 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een onbekend gebleven eigenaar, in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [betrokkene] en/of aan verdachte, bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest door
- met kracht aan die fiets te trekken en/of
- een andere fiets opzij te zetten en/of
- meerdere malen om zich heen te kijken en/of
- op de uitkijk te staan en/of
- dekking te geven (met een fiets) voor de handelingen van die [betrokkene]
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een eerdere veroordeling van de verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, dat in kracht van gewijsde is gegaan;;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.

Vrijspraak van het primair ten laste gelegde

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair is ten laste gelegd nu geen sprake is van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bespreking van een ter terechtzitting gevoerd verweer

De raadsman heeft vrijspraak bepleit op de grond dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de belastende verklaring van [betrokkene] slechts een één op één verklaring betreft omdat de verdachte het ten laste gelegde ontkent en de waarneming van verbalisant [verbalisant] omtrent het verplaatsen van de fiets tegenstrijdig is aan de verklaring van [betrokkene].
Het hof volgt de raadsman niet in dit verweer. De verklaring van [betrokkene] houdt -zakelijk weergegeven- onder meer in dat de verdachte “een beetje stond te kijken op de uitkijk of zo” en dat de verdachte zei “Ik zet de fiets ervoor, om een beetje dekking te geven”. Deze verklaring past beter bij de waarneming van de verbalisanten dat [betrokkene] en de verdachte beiden een voorovergebogen positie hadden bij een zwarte fiets, dat beiden achtereenvolgens kennelijk met kracht aan de fiets zaten en dat de verdachte de fiets die naast de zwarte fiets stond opzij zette. Deze waarneming past niet bij de lezing van verdachte dat hij ervan uitging dat de zwarte fiets van [betrokkene] was en dat hij niet heeft waargenomen dat [betrokkene] het slot met een tang heeft geopend.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
subsidiair:
[betrokkene] op 28 januari 2016 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets toebehorende aan een onbekend gebleven eigenaar, bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest door
- een andere fiets opzij te zetten en
- meerdere malen om zich heen te kijken en
- op de uitkijk te staan en
- dekking te geven met een fiets voor de handelingen van die [betrokkene]
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een eerdere veroordeling van de verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, dat in kracht van gewijsde is gegaan.
Hetgeen subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
medeplichtigheid aan diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg subsidiair bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 dag met aftrek van voorarrest en een taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 week met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft het hof verzocht slechts een passende werkstraf – waarbij te denken valt aan een werkstraf van 30 uur – op te leggen. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat de verdachte – ondanks zijn omvangrijke documentatie – al geruime tijd geen delicten meer heeft gepleegd en door een groot
vangnet van hulpverleners is omgeven. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte er blijk van heeft gegeven een opgelegde taakstraf te vervullen en dat zijn medisch complexe, zorgelijke situatie en omvangrijke dagelijkse medicatie ervoor zorgen dat een detentie voor hem extra moeilijk en kwellend is.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte is medeplichtig geweest aan de diefstal van een fiets. Dat is een hinderlijk feit dat naast eventuele schade ook overlast bij de slachtoffers daarvan kan veroorzaken. Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 21 juni 2016 is hij eerder ter zake van vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden opnieuw een soortgelijk feit te plegen. Het hof heeft kennisgenomen van een e-mail van [naam] van de Reclassering Inforsa van 29 januari 2016, waarin aangegeven wordt dat de Reclassering Inforsa in het opleggen van een nieuw reclasseringstoezicht of een werkstraf geen meerwaarde ziet. Op grond hiervan en mede gelet op hetgeen in vergelijkbare gevallen pleegt te worden opgelegd is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met een taakstraf.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 48, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.W. Moors, mr. A.E. Kleene-Krom en mr. H.M.J. Quaedvlieg, in tegenwoordigheid van mr. S. Egidi, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 29 juli 2016.
mr. H.M.J. Quaedvlieg is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.