Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
- de gemachtigde van [gerechtsdeurwaarder 1] ,
- [gerechtsdeurwaarder 2] , vergezeld van haar gemachtigde,
- klagers vertegenwoordigd door hun zoon [naam] ,
- de gemachtigde van klagers.
2.Stukken van het geding
3.Feiten
“Het beslag kan slechts worden gedaan voor een vordering waarvan het geldelijk beloop bepaalbaar is”) – geoordeeld dat de vordering op grond van punt 11 van de vaststellingsovereenkomst te weinig bepaalbaar is om op grond daarvan executoriaal beslag te leggen en is het de BV verboden om in de toekomst beslag te leggen als dat slechts is gebaseerd op een berekening van de BV ten aanzien van de gebruikskosten zoals neergelegd in het proces-verbaal van de schikking. De rechter heeft ook overwogen dat de gerechtsdeurwaarders niet tot executie hadden mogen overgaan, maar een nadere rechterlijke beslissing hadden moeten afwachten waaruit de omvang van de schuld zou blijken.
4.Standpunt van klagers
5.Standpunt van de gerechtsdeurwaarders
6.Beoordeling
“De deurwaarder die met de executie is belast en daarbij op een bezwaar stuit dat een onverwijlde voorziening nodig maakt, kan zich met een daarvan door hem opgemaakt proces-verbaal bij de voorzieningenrechter vervoegen ten einde deze in kort geding tussen de betrokken partijen te doen beslissen.(..)”
klagers(die de hoogte van vordering betwistten) ná het gelegde beslag een executiegeding aanhangig konden maken, zoals de gerechtsdeurwaarders hen hebben geadviseerd. De vraag die daaraan vooraf ging was immers of de vaststellingsovereenkomst wel geëxecuteerd kon worden. Die vraag diende door de gerechtsdeurwaarders beantwoord te worden.
echter met uitzondering van de maatregel;