ECLI:NL:GHAMS:2016:3102

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 juli 2016
Publicatiedatum
28 juli 2016
Zaaknummer
23-004469-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkeldiefstal bij Albert Heijn met strafmotivering en recidive

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Suriname in 1972, was beschuldigd van winkeldiefstal van verpakkingen mergpijpjes en bokkenpootjes bij een Albert Heijn-filiaal in Amsterdam op 22 oktober 2015. De verdachte had eerder een veroordeling voor een gelijk misdrijf, wat de ernst van de zaak vergrootte. Tijdens de zitting in hoger beroep op 14 juli 2016 werd het hof geïnformeerd over de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. De verdachte verklaarde dat hij de goederen niet had willen stelen, maar dat hij in een emotionele toestand verkeerde na een incident met de kassière. Het hof heeft echter camerabeelden bekeken die de verdachte tonen terwijl hij de kassa voorbijloopt zonder te betalen, wat zijn verklaring niet ondersteunt. Het hof oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de diefstal, ondanks zijn verweer. Het vonnis van de politierechter werd vernietigd en de verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, met inachtneming van zijn eerdere veroordelingen en de recidive. Daarnaast werden er taakstraffen opgelegd en werd de proeftijd van eerdere voorwaardelijke straffen verlengd. Het hof benadrukte de impact van winkeldiefstal op de bedrijfsvoering en de noodzaak om recidive tegen te gaan.

Uitspraak

Parketnummer: 23-004469-15
Datum uitspraak: 28 juli 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 4 november 2015 in de strafzaak onder de parketnummers 13-703102-15 en 13-114029-14 (TUL), 13-124337-13 (TUL), 13-130949-14 (TUL), 13‑219814-13 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1972,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 14 juli 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 oktober 2015 te Amsterdam, in ieder geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen één of meerdere verpakkingen mergpijpjes en bokkenpootjes, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Albert Heijn (locatie: [adres 2]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen twee jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte wegens een gelijk misdrijf onherroepelijk was geworden (24 augustus 2015).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter.

Nadere bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken wegens het ontbreken van opzet. De verdachte was boos naar aanleiding van een incident dat kort daarvoor had plaatsgevonden en in zijn boosheid is hij voorbij de kassa gelopen, op zoek naar zijn vriend.
Het hof leidt uit de stukken van het dossier het volgende af.
Op 21 oktober 2015 liep de verdachte in genoemd Albert Heijnfiliaal met drie verpakkingen koekjes in zijn hand voorbij de kassa zonder deze ter betaling aan te bieden. Hij liep vervolgens naar de uitgang van de winkel, waar hij door een beveiliger werd aangesproken. De verdachte had onvoldoende geld bij zich om deze koekjes af te kunnen rekenen.
Ter terechtzitting in eerste aanleg en hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij een incident had gehad met de kassière en dat hij twee of drie pakken koekjes had gepakt om een klacht in te dienen.
Hij was woedend en wilde naar de servicebalie gaan om de manager te spreken. Zijn vriend, bij wie hij de nacht kon doorbrengen stond buiten en de verdachte liep naar buiten om hem te roepen.
Hij wilde de koekjes niet stelen.
Het hof heeft ter terechtzitting in hoger beroep de camerabeelden die zich in het dossier bevinden bekeken. Het hof heeft geconstateerd dat op de camerabeelden onder meer te zien is dat de verdachte de kassa voorbij loopt met pakken koekjes in zijn hand. Vervolgens is te zien dat de verdachte met stevige pas de servicebalie voorbij loopt in de richting van de uitgang van de winkel. De verdachte kijkt daarbij niet naar de servicebalie.
Deze waargenomen gedragingen bevestigen de lezing van de verdachte geenszins. Naar de uiterlijke verschijningsvorm is zijn gedrag gericht op de diefstal van de pakken koekjes.
Het verweer wordt verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij omstreeks 22 oktober 2015 te Amsterdam, in ieder geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen verpakkingen mergpijpjes en bokkenpootjes, toebehorende aan Albert Heijn (locatie: [adres 2]), terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen twee jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte wegens een gelijk misdrijf onherroepelijk was geworden (24 augustus 2015).
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, terwijl nog geen twee jaren zijn verlopen sedert de schuldige een hem wegens diefstal opgelegde gevangenisstraf heeft ondergaan.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken met aftrek van voorarrest.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsvrouw heeft verzocht aan de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
De verdachte heeft zijn persoonlijke omstandigheden in positieve zin gewijzigd. Hij verblijft op dit moment bij stichting De Hoop, een evangelische hulpverleningsinstelling voor mensen met verslavingsproblemen. De verdachte gebruikt geen drugs meer, verricht werk als hovenier en heeft eindelijk weer een dagritme. Indien aan hem een gevangenisstraf wordt opgelegd, zal hij schulden opbouwen en uiteindelijk zijn plek bij stichting de Hoop verliezen. Hij is langdurig verslaafd geweest en elke tegenslag kan ervoor zorgen dat hij wederom in de problemen komt.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte en heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal van pakken koekjes. Hiermee heeft de verdachte inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van het betreffende winkelbedrijf. Winkeldiefstallen verstoren de bedrijfsvoering en brengen schade teweeg.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 21 juni 2016 is hij vele malen eerder ter zake van (winkel)diefstal veroordeeld. Daarnaast zijn nog geen twee jaren verlopen sinds de verdachte een hem wegens diefstal opgelegde gevangenisstraf heeft ondergaan.
Gelet op de mate van recidive acht het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Het hof is van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat een gevangenisstraf van deze duur de positieve lijn die de verdachte heeft ingezet, zal doorbreken.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 43a, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vorderingen tenuitvoerlegging
Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van vier voorwaardelijk opgelegde straffen bij uitspraken van onderscheidenlijk:
  • een vonnis van de politierechter Amsterdam van 4 september 2014, waarbij een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken is opgelegd (13-114029-14);
  • een vonnis van de politierechter Amsterdam van 7 januari 2015, waarbij een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand is opgelegd (13-124337-13);
  • een vonnis van de politierechter Amsterdam van 10 maart 2015, waarbij een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis is opgelegd (13-130949-14);
  • een vonnis van de politierechter Amsterdam van 17 februari 2014, waarbij een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken is opgelegd (13-219814-13).
De politierechter heeft de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 13‑124337-13 voor een gedeelte van 15 dagen gevangenisstraf toegewezen, de vordering voor het overige afgewezen en de overige vorderingen tot tenuitvoerlegging afgewezen.
Voornoemde vorderingen zijn in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd de vorderingen toe te wijzen.
De raadsvrouw heeft primair bepleit de vorderingen af te wijzen. De data van de gepleegde feiten liggen ver in het verleden en de verdachte heeft zijn persoonlijke omstandigheden in positieve zin gewijzigd. Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraffen om te zetten in werkstraffen. Indien de verdachte gevangenisstraffen moet ondergaan, zal hij zijn plek bij stichting De Hoop verliezen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijden aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straffen in beginsel worden gelast.
Gelet op de ter terechtzitting in hoger beroep aannemelijk geworden en in positieve zin gewijzigde persoonlijke omstandigheden van de verdachte acht het hof echter termen aanwezig om, in plaats van de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraffen opgelegd in de zaken met parketnummers 13-114029-14, 13-24337-13 en 13‑219814‑13, de tenuitvoerlegging te gelasten in de vorm van taakstraffen.
Het hof wil aan de verdachte een door hem gewenste kans bieden af te rekenen met zijn strafrechtelijke verleden en zal daarom een lager aantal uren taakstraf gelasten dan naar rato aangewezen zou zijn.
Het hof zal tenslotte de bij het vonnis in de zaak met parketnummer 13‑130949-14 vastgestelde proeftijd verlengen met één jaar.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Amsterdam van 4 september 2014, parketnummer 13-114029-14, te weten van gevangenisstraf van 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, te vervangen door:
taakstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Amsterdam van 7 januari 2015, parketnummer 13-124337-13, te weten van gevangenisstraf voor 2 maanden waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, te vervangen door:
taakstrafvoor de duur van
35 (vijfendertig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
17 (zeventien) dagen hechtenis.
Verlengt de proeftijd als vermeld in het vonnis van de politierechter te Amsterdam van 10 maart 2015 parketnummer 13-130949-14, met een termijn van 1 één jaar.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Amsterdam van 17 februari 2014, parketnummer 13-219814-13, te weten van gevangenisstraf voor 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, te vervangen door:
taakstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.M.C. Tilleman, mr. A.M. van Woensel en mr. M.J.A. Plaisier, in tegenwoordigheid van mr. D.G. Oomkes, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 juli 2016.
Mr. A.M. van Woensel is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.