In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Litouwen en thans zonder bekende woon- of verblijfplaats, was beschuldigd van diefstal door twee of meer verenigde personen. De tenlastelegging betrof een winkeldiefstal op 12 mei 2015 in Alkmaar, waarbij de verdachte samen met een ander koptelefoons, USB-sticks en crème heeft weggenomen uit een Albert Heijn winkel. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het tot een andere bewezenverklaring kwam dan de eerste rechter. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde had begaan, met inachtneming van de omstandigheden waaronder de diefstal was gepleegd. De verdachte had zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een georganiseerde diefstal, waarbij de goederen professioneel werden weggenomen. Het hof heeft de ernst van het feit en de recidive van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte had eerder een onherroepelijke strafbeschikking wegens winkeldiefstal en was in het buitenland voor vermogensdelicten veroordeeld. Ondanks de positieve ontwikkelingen in de persoonlijke situatie van de verdachte, zoals het hebben van een baan, heeft het hof besloten tot het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één maand. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.