In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam, waarbij de verdachte op 28 maart 2014 was veroordeeld voor het overtreden van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 van de gemeente Amsterdam. De verdachte, geboren in Suriname in 1983 en thans zonder bekende woon- of verblijfplaats, werd beschuldigd van het zich ophouden op de Warmoesstraat in Amsterdam met de intentie om middelen als bedoeld in de Opiumwet te kopen of aan te bieden. Het hof heeft de zaak behandeld op 14 juli 2016 en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de raadsman. De verdachte heeft vrijspraak bepleit, maar het hof oordeelt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. Het hof vernietigt het vonnis van de kantonrechter en verklaart het bewezen dat de verdachte zich op 6 augustus 2012 op de Warmoesstraat heeft opgehouden met de intentie om drugs te kopen of aan te bieden. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, maar het hof houdt rekening met het tijdsverloop en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uiteindelijk legt het hof een voorwaardelijke hechtenis op van twee weken, die niet ten uitvoer zal worden gelegd, en bepaalt dat de tijd in voorarrest in mindering wordt gebracht op de opgelegde hechtenis.