ECLI:NL:GHAMS:2016:3095

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 juli 2016
Publicatiedatum
28 juli 2016
Zaaknummer
23-004200-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van alle rechtsvervolging wegens ontoerekeningsvatbare dader

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1971, was eerder vrijgesproken van bepaalde tenlasteleggingen, maar heeft onbeperkt hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak. Het hof heeft de zaak onderzocht op basis van eerdere zittingen en de vordering van de advocaat-generaal. De verdachte werd beschuldigd van mishandeling van meerdere slachtoffers, maar het hof heeft vastgesteld dat de verdachte ten tijde van de feiten in een psychose verkeerde, waardoor haar gedrag niet aan haar kon worden toegerekend. Het hof heeft de conclusies van een Pro Justitia rapport van een psychiater overgenomen, waarin werd gesteld dat de verdachte niet in staat was om haar gedrag te controleren. Daarom heeft het hof de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte werd opgelegd. Het hof heeft de kosten van de procedure voor beide partijen bepaald.

Uitspraak

Parketnummer: 23-004200-14
Datum uitspraak: 28 juli 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 20 oktober 2014 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-062637-13 en 13-129830-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971,
adres: [adres].

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door politierechter in de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan haar in de zaak met parketnummer 13-129830-14 (zaak B) onder 2 is ten laste gelegd.
De verdachte heeft onbeperkt hoger beroep ingesteld, dit is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 10 september 2015 en 14 juli 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is – voor zover in hoger beroep nog aan de orde – ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer 13-062637-13 (zaak A):
zij op of omstreeks 16 november 2012 te Amsterdam opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]), (met kracht) in de (linker) (onder)arm heeft gebeten, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Zaak met parketnummer 13-129830-14 (gevoegd in eerste aanleg, zaak B):
1:
zij op of omstreeks 14 juni 2014 te Amsterdam (telkens) opzettelijk mishandelend:
- een persoon (te weten [slachtoffer 2]), tegen het rug althans het lichaam heeft getrapt/geschopt en
- een persoon (te weten [slachtoffer 3]), tegen het bovenbeen, althans het lichaam heeft getrapt/geschopt,
waardoor deze letsel hebben/heeft bekomen en/of pijn hebben/heeft ondervonden;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring en een andere beslissing met betrekking tot de strafbaarheid van de verdachte komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A en in zaak B onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A:
zij op 16 november 2012 te Amsterdam opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer 1], met kracht in de linker onderarm heeft gebeten, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Zaak B:
1:
zij op 14 juni 2014 te Amsterdam telkens opzettelijk mishandelend:
- een persoon, te weten [slachtoffer 2], tegen de rug heeft geschopt en
- een persoon, te weten [slachtoffer 3], tegen het bovenbeen heeft geschopt,
waardoor deze pijn hebben ondervonden;
Hetgeen in zaak A en in zaak B onder 1 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak A bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.
Het in zaak B onder 1 bewezen verklaarde levert op:
mishandeling, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De raadsman heeft bepleit dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, aangezien de bewezen verklaarde strafbare feiten niet aan de verdachte kunnen worden toegerekend. De verdachte verkeerde ten tijde van het plegen van de feiten in een psychose, waardoor zij geen controle had over haar handelen.
De advocaat-generaal heeft zich aangesloten bij het standpunt van de raadsman.
Bij het beantwoorden van de vraag of de bewezen verklaarde strafbare feiten de verdachte ook in die zin kunnen worden toegerekend dat zij daarvoor strafbaar is, heeft het hof acht geslagen op het Pro Justitia rapport van 10 maart 2016 van psychiater [naam].
Het rapport houdt onder meer in als conclusies:
Betrokkene is een vrouw, bij wie ten tijde van de ten laste gelegde feiten sprake was van psychotische decompensaties. In 2012 was zij vanuit een paranoïde waan ervan overtuigd dat het personeel van de afdeling waar zij verbleef het gebouw wilde opblazen. In 2014 was zij vanuit een paranoïde waan ervan overtuigd dat een toevallige voorbijganger haar kinderen iets wilde aandoen en dat de politieagenten nep waren.
In deze was geen sprake van psychoses geïnduceerd door cannabis en alcohol. Haar psychoses vloeiden hoogstwaarschijnlijk voort uit haar persoonlijkheidsstoornis. Een andere optie is dat sprake is van een schizofrene ontwikkeling.
Als het ten laste gelegde bewezen wordt verklaard, dan kan inzake alle feiten worden gesteld dat betrokkene door haar psychose vanuit een ernstig gestoord realiteitsbesef handelde: zij handelde vanuit haar waanovertuigingen die onwrikbaar waren.
Voorts is het zo, dat ten tijde van het plegen van deze feiten betrokkene vanuit haar psychose oordeels- en kritiek gestoord was. Betrokkene kon binnen de algemene ontregeling voortkomend uit haar psychotische decompensatie niet adequaat reageren en kon haar agressieve impulsen (in 2014) of angstreacties (in 2012) geen halt toeroepen.
Vanuit de combinatie van al deze factoren (psychose, algemene ontregeling, oordeels- en kritiekgestoordheid) kon zij geen weerstand bieden aan haar agressieve impulsen en had zij ten tijde van het ten laste gelegde geen controle over haar gedrag. Dit alles overziend, wordt geadviseerd om betrokkene als ontoerekeningsvatbaar te beschouwen voor het ten laste gelegde.
Als betrokkene goed ingesteld is op medicatie, zij geen middelen gebruikt en zij voldoende ondersteuning krijgt van hulpverlening, zoals nu, dan is het recidiverisico laag.
Er wordt geen strafrechtelijk kader geadviseerd voor de lopende behandeling/begeleiding. Het is gebleken dat het huidige vrijwillige kader voldoende is voor de nodige zorg. Aan de rechtbank wordt geadviseerd om de huidige behandeling, begeleiding en zorg niet te laten interrumperen.
Het hof verenigt zich met de hiervoor weergegeven conclusies van de psychiater en neemt deze over. Naar het oordeel van het hof kunnen de door de verdachte begane strafbare feiten haar daarom niet worden toegerekend.
De verdachte is ten aanzien van het in zaak A en zaak B onder 1 bewezen verklaarde dan ook niet strafbaar en dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

Vorderingen van de benadeelde partijen

De benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze vorderingen zijn door de politierechter gedeeltelijk toegewezen. De benadeelde partijen hebben zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van hun oorspronkelijke vorderingen.
Het hof zal de benadeelde partijen, gelet op artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen, nu aan de verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd. Dat brengt mee dat de benadeelde partijen hun vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 13-129830-14 (zaak B) onder 2 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13‑062637-13
(zaak A) en in de zaak met parketnummer 13-129830-14 (zaak B) onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 13-062637-13 (zaak A) en in de zaak met parketnummer 13‑129830-14 (zaak B) onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld.
Verklaart de verdachte niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.M.C. Tilleman, mr. A.M. van Woensel en mr. M.J.A. Plaisier, in tegenwoordigheid van mr. D.G. Oomkes, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 juli 2016.
Mr. A.M. van Woensel is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[........]
.