In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, gaat het om een geschil tussen [X] en [Y] COMPANY B.V. over de huur van een tabakszaak. [X] is in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter, waarin [Y] werd toegewezen in haar vorderingen tot betaling van huurpenningen en herstelkosten. De huurovereenkomst was aangegaan voor een periode van één jaar, maar [X] heeft vanaf maart 2013 geen huur meer betaald. [Y] vorderde betaling van de huur over de periode tot 1 februari 2014 en herstelkosten voor de schade aan het gehuurde. [X] betwistte de vorderingen en voerde aan dat de huur was overgenomen door [A], die inmiddels failliet was verklaard. Het hof oordeelde dat de indeplaatsstellingsovereenkomst door bedrog rechtsgeldig was vernietigd, waardoor [X] gehouden bleef aan zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst. Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter voor zover het de toewijzing van de herstelkosten betrof, maar bekrachtigde de toewijzing van de huurpenningen. De kosten van het geding werden gecompenseerd.