ECLI:NL:GHAMS:2016:3058
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vernietiging uithuisplaatsing en terugplaatsing van minderjarige in het kader van gezinshereniging
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2003, die onder toezicht was gesteld. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had in april 2016 hoger beroep aangetekend tegen een eerdere beschikking van de kinderrechter die de uithuisplaatsing had verlengd. De kinderrechter had op 5 februari 2016 een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, die door de GI was aangevraagd vanwege zorgen over de thuissituatie en het gedrag van de minderjarige. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 juni 2016 zijn de moeder, de gezinsmanager van de GI en de Raad voor de Kinderbescherming verschenen. De Raad heeft geadviseerd om de beschikking te bekrachtigen, maar het hof heeft geoordeeld dat de uithuisplaatsing niet langer noodzakelijk is. Het hof heeft vastgesteld dat er alternatieven zijn voor de uithuisplaatsing en dat de moeder in staat is om een veilige opvoedsituatie te bieden. De moeder heeft aangegeven open te staan voor hulp en heeft een voorstel gedaan voor een terugplaatsing via het Signs-of-Safety-programma. Het hof heeft de beschikking van de kinderrechter vernietigd voor zover deze betrekking had op de uithuisplaatsing en het verzoek van de GI tot verlenging van de uithuisplaatsing afgewezen. De beschikking is bekrachtigd voor het overige.