Uitspraak
mr. M.W.E. Eversen
mr. J.A.I. Verheul, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
mr. W.M. Schonewilleen
mr. D.C. Buijs, beiden kantoorhoudende te Den Haag,
mr. W.M. Schonewilleen
mr. D.C. Buijs, beiden kantoorhoudende te Den Haag,
mr. M.W.E. Eversen
mr. J.A.I. Verheul, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
mr. W.M. Schonewilleen
mr. D.C. Buijs, beiden kantoorhoudende te Den Haag,
mr. W.M. Schonewilleen
mr. D.C. Buijs, beiden kantoorhoudende te Den Haag.
1.Het verloop van het geding
2.De feiten
financial consultancy.[A] beschikt over de vereiste vergunning voor het verlenen van beleggingsdiensten in de zin van art. 2:96 Wet op het financieel toezicht en staat onder toezicht van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en De Nederlandsche Bank (DNB). Naast [B] , [D] en [E] werken bij [A] drie werknemers, van wie één part time. Financieel is sprake van een gezonde onderneming.
“[ons] constructief en gestructureerd (…) te bezinnen op de situatie waarin wij ons persoonlijk met de firma bevinden en een marsroute te bepalen voor de toekomst”. Tijdens die bespreking heeft [D] te kennen gegeven dat van de drie door [B] geschetste scenario’s zijn voorkeur uitging naar een gezamenlijke verkoop van de onderneming aan een derde.
“Naar mijn mening heeft [B] een narcistische persoonlijkheidsstoornis. In de bijlage vindt u documentatie die ik geraadpleegd heb met betrekking tot deze stoornis en een overzicht van kenmerken welke van toepassing zijn op [B] ”.
Ontslag directeur”.
Schending AO/IC (Cliëntacceptatieprocedure) / Panama Papers” een melding gedaan aan de AFM met betrekking tot een door [B] uitgevoerde cliëntacceptatieprocedure, met cc aan [D] . Nadat [B] kennis had gekregen van deze melding, heeft hij de AFM bij
e-mail van 2 juni 2016 bericht dat [D] en [E] de AFM op een niet correcte wijze aanschrijven en hem in de aanloop naar de behandeling van het enquêteverzoek in een kwaad daglicht stellen. Tevens heeft hij in dit bericht betwist dat de regels van de cliëntacceptatieprocedure zijn geschonden en heeft hij informatie daarover verstrekt. Bij brief van 7 juni 2016 heeft de AFM naar aanleiding van genoemde e-mails een informatieverzoek gedaan aan het bestuur van [A] .
3.De gronden van de beslissing
governancevan [A] een uitweg uit de conflictsituatie biedt en van een impasse dus geen sprake is. De door hen geschetste uitweg verloopt langs het volgende traject:
- agendering van het ontslag van [B] in de algemene vergadering van aandeelhouders van [A] ;
- over de vraag hoe [C] op dit voorstel haar stem zal uitbrengen zullen in het bestuur en de algemene vergadering van [C] de stemmen staken;
- dit brengt mee dat [C] zich zal onthouden van stemming en dat Wildenborgh – die haar 16% van de stemmen zal uitbrengen vóór het ontslag – de doorslag geeft;
- het ontslag van [B] als directeur van [A] verplicht hem ingevolge art. 1 lid 1 van de aandeelhoudersovereenkomst van 3 januari 2012 tot het aanbieden van zijn aandelen in [C] aan [D] .
governance, zoals door [D] c.s. is betoogd. Of een beroep op de aandeelhoudersovereenkomst in strijd is met artikel 2:8 BW kan onbesproken blijven.