Het hof overweegt als volgt.
Gebleken is dat de man en de vrouw beiden een goede band hebben met de kinderen en dat de kinderen op beide ouders erg gesteld zijn. Het gaat op dit moment goed met de kinderen, zij zijn blij en hebben vriendjes. Gelet op het feit dat beide kinderen in relatief korte tijd veel veranderingen hebben meegemaakt, waaronder het uiteengaan van hun ouders, de nieuwe partner van de man en de nieuwe partner van de vrouw met daarbij komende half- dan wel stiefbroertjes of -zusjes, acht het hof het in het belang van de kinderen om hun leven thans niet ingrijpend te veranderen. Daarbij komt dat partijen nog niet zo lang geleden, te weten bij hun echtscheiding in juli 2015, in een ouderschapsplan afspraken hebben gemaakt over de gang van zaken in het geval van een verhuizing van één van partijen. Het hof leidt uit de inhoud van het ouderschapsplan af, dat de man en de vrouw voor ogen heeft gestaan dat een verhuizing over een grotere afstand een ingrijpende gebeurtenis is waarmee de een de ander niet zou moeten overvallen. Hoewel het soms niet voorzienbaar is hoe het leven voor partijen er in de toekomst uit zal zien en een ouderschapsplan derhalve niet altijd strikt nageleefd kan en hoeft te worden, is dat in dit geval niet (zonder meer) aan de orde. Dat geldt te meer nu het ouderschapsplan dateert van 3 juli 2015 en de vrouw op 9 november 2015 een verzoek tot vervangende toestemming voor een verhuizing bij de rechtbank heeft ingediend, derhalve slechts vier maanden later. De vrouw heeft ter zitting verklaard dat partijen bij de totstandkoming van het ouderschapsplan hebben gediscussieerd over welke maximale verhuisafstand opgenomen zou moeten worden en dat zij destijds in een drukke periode met heftige emoties leefde, zodat zij niet goed heeft kunnen nadenken over dit punt. Wat daar verder ook van zij, het hof kent wel betekenis toe aan het door partijen getekende ouderschapsplan en hun bedoelingen die daaruit kenbaar zijn.
In het geval van een verhuizing zal de omgangsregeling tussen de man en de kinderen verschralen ten opzichte van de huidige regeling. Thans verblijven de kinderen een weekend per twee weken van vrijdag rond 17.00 uur tot zij maandagochtend naar school gaan bij de man en elke week van dinsdagmiddag tot woensdagochtend. Daarnaast heeft de man onbetwist gesteld dat de kinderen ook buiten deze omgangsregeling om bij hem verblijven. Hoewel de vrouw heeft voorgesteld dat de kinderen, in het geval zij toestemming krijgt voor een verhuizing, het ene weekend van vrijdagmiddag tot zaterdag bij de man kunnen verblijven en het andere weekend van vrijdagmiddag tot zondag, acht het hof een dergelijke regeling – gelet op de lange reistijd – belastend voor de kinderen. Dit zal bovendien ertoe leiden dat het contact tussen de man en de kinderen aanmerkelijk zal afnemen. Die afname zit niet alleen in het aantal uren dat vermindert, maar vooral ook in het karakter ervan: het tot stand brengen van contact wordt ingewikkelder en daarom komt de man op grotere afstand van de kinderen te staan. Dat acht het hof niet in het belang van de kinderen.
Daarnaast heeft de vrouw onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de gezinsvorming die zij nastreeft noodzaakt tot een verhuizing naar [B] . Zo heeft de vrouw onvoldoende aangedragen om het hof ervan te overtuigen dat haar nieuwe partner geen passende baan in de omgeving van [woonplaats] zou kunnen vinden, noch dat het niet mogelijk zou zijn om een passende woning in diezelfde omgeving te vinden. Het had op haar weg gelegen deze stellingen nader te onderbouwen, hetgeen zij heeft nagelaten. Haar standpunt dat zij hoe dan ook zal moeten verhuizen, zodat het gelet op de kosten en reistijd efficiënter zou zijn om meteen in [B] te gaan wonen, deelt het hof evenmin. Wat er verder zij van dit argument, de efficiency die de vrouw nastreeft, weegt niet op tegen het belang van de kinderen zoals hierboven besproken.
Het vorenoverwogene leidt ertoe dat de vrouw geen vervangende toestemming zal worden verleend om de kinderen in [B] in te schrijven in de Gemeentelijke Basisadministratie. De stelling van de vrouw dat de grootouders in het geval van een verhuizing zouden kunnen blijven oppassen, en haar stelling dat de man vanwege zijn werk in de omgeving van [woonplaats] zou moeten blijven wonen, wat daar verder ook van zij, maken dit niet anders.