ECLI:NL:GHAMS:2016:2943

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 juli 2016
Publicatiedatum
21 juli 2016
Zaaknummer
200.187.301/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing afgewezen, omgangsregeling zal verschralen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vrouw die vervangende toestemming verzoekt om met haar kinderen te verhuizen naar een andere gemeente. De vrouw is op 11 maart 2016 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 20 januari 2016. De man, de vader van de kinderen, heeft in incidenteel hoger beroep verzocht om de bestreden beschikking te bekrachtigen. De rechtbank had het verzoek van de vrouw om met de kinderen te verhuizen afgewezen, omdat dit niet in het belang van de kinderen zou zijn. De vrouw heeft aangevoerd dat zij een nieuwe relatie heeft en dat zij met haar partner een nieuw leven wil opbouwen in de nieuwe gemeente. De man heeft echter betoogd dat de kinderen geworteld zijn in hun huidige omgeving en dat een verhuizing schadelijk zou zijn voor hun ontwikkeling en het contact met hem zou verminderen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om de veranderingen voor de kinderen zo beperkt mogelijk te houden. Het hof heeft de belangen van de kinderen vooropgesteld en geconcludeerd dat de vrouw onvoldoende heeft aangetoond dat de verhuizing noodzakelijk is. De verzoeken van de vrouw zijn afgewezen en de bestreden beschikking is bekrachtigd. De kosten van het geding zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Uitspraak: 19 juli 2016
Zaaknummer: 200.187.301/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/15/234785 / FA RK 15-6874
in de zaak in hoger beroep van:
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] , gemeente [A] ,
appellante in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. M.J. Meijer te Haarlem,
tegen
[de man] ,
wonende te [woonplaats] , gemeente [A] ,
geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellant in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. P.F.D.P. de Milliano te Katwijk.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Partijen worden hierna respectievelijk de vrouw en de man genoemd.
1.2.
De vrouw is op 11 maart 2016 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de beschikking van 20 januari 2016 van de rechtbank Noord-Holland, met kenmerk C/15/234785 / FA RK 15-6874.
1.3.
De man heeft op 26 april 2016 een verweerschrift ingediend en heeft daarbij incidenteel hoger beroep ingesteld.
1.4.
De vrouw heeft op 10 mei 2016 een verweerschrift in het hoger beroep van de man ingediend.
1.5.
De vrouw heeft op 28 april 2016 nadere stukken ingediend.
1.6.
De zaak is op 12 mei 2016 ter terechtzitting behandeld.
1.7.
Ter terechtzitting zijn verschenen:
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de heer R. Koops, vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, regio Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna: de Raad).

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op 7 september 2012 gehuwd. Hun huwelijk is op 29 juli 2015 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 23 juli 2015 in de registers van de burgerlijke stand. Uit hun voorhuwelijkse relatie zijn geboren [kind a] [in] 2009 en [kind b] [in] 2011 (hierna gezamenlijk: de kinderen). De ouders hebben gezamenlijk het gezag over de kinderen. De kinderen verblijven bij de vrouw.
2.2.
Partijen hebben op 3 juli 2015 een ouderschapsplan ondertekend waarin onder meer het volgende is opgenomen:

Artikel 2 Hoofdverblijf/verhuizing
2.1
Hoofdverblijf
[kind a] en [kind b] zullen hun hoofdverblijf hebben bij hun moeder en worden ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie op het adres van de moeder.
[…]
2.3
Verhuizing
Bij een voorgenomen verhuizing zullen de ouders vooraf met elkaar in overleg treden. De verhuizing buiten een straal van 20 kilometer vanaf de basisschool aan het adres [a-straat] , [woonplaats] behoeft de toestemming van de andere ouder, welke toestemming kan worden vervangen door een beschikking van de rechtbank. Dit geldt ook voor een nieuwe verhuizing indien een eerdere verhuizing is goedgekeurd door de andere ouder of door de rechtbank is toegestaan.
Artikel 3 Omgangsregeling, verzorging en opvoeding
[…]
Omgangsregeling
De ouders hebben uit praktische overwegingen over de omgang het volgende afgesproken.
[kind a] en [kind b] zullen om het weekend van vrijdagmiddag tot maandagochtend bij hun vader zijn. Het wisselmoment is op vrijdagmiddag rond 17.00 uur voor het eten. Op maandagochtend zal de vader de kinderen naar school brengen. [kind a] en [kind b] zullen iedere dinsdagmiddag bij hun vader eten en daar ook blijven slapen. Het wisselmoment is in onderling overleg.
Beide ouders spreken de intentie uit om, daar waar de omstandigheden dit noodzakelijk maken, de omgangsregeling zoals hierboven beschreven flexibel te hanteren of aan te passen.
De ouder bij wie de kinderen het laatst verbleven, brengt [kind a] en [kind b] naar de andere ouder, wanneer er gewisseld wordt.
[…]
De vakanties zullen bij helfte worden verdeeld.”

3.Het geschil in hoger beroep

3.1.
Bij de bestreden beschikking is het verzoek van de vrouw haar vervangende toestemming te verlenen om de kinderen in de gemeente [A] uit de Gemeentelijke Basisadministratie te schrijven en hen in de gemeente [B] in dit register te schrijven, afgewezen.
Het verzoek van de man, de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen en een door de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van € 100,- per kind per maand te bepalen, is eveneens afgewezen.
3.2.
De vrouw verzoekt in principaal appel, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, haar inleidend verzoek alsnog toe te wijzen.
3.3.
De man verzoekt in principaal appel de bestreden beschikking te bekrachtigen.
In incidenteel appel verzoekt hij zijn in eerste aanleg gedane verzoeken alsnog toe te wijzen en de vrouw te veroordelen in de proceskosten.
3.4.
De vrouw verzoekt het door de man in incidenteel appel verzochte af te wijzen.

4.Beoordeling van het hoger beroep

In principaal hoger beroep:
4.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:253a BW dient de rechter in geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag een zodanige beslissing te nemen als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
De rechtbank heeft het verzoek van de vrouw tot vervangende toestemming om met de kinderen naar de gemeente [B] te verhuizen, afgewezen. De grieven stellen, samengevat, opnieuw aan de orde of de vrouw toereikende gronden heeft aangevoerd voor toewijzing van haar verzoek.
4.2.
De vrouw voert in hoger beroep ter ondersteuning van haar verzoek het navolgende aan.
Zij heeft belang bij een verhuizing naar [B] en zij heeft deze verhuizing voldoende doordacht en voorbereid. Zij heeft sinds juni 2015 een bestendige relatie met haar partner, met wie zij inmiddels in januari 2016 is getrouwd. Zij wil graag met de kinderen en haar partner gaan samenwonen in [B] en daar een nieuw leven opbouwen. Haar partner woont in [C] en is reeds 15 jaar in vaste dienst bij een taxibedrijf in [D] , waar zij werkzaam is als planner. Zij heeft met haar partner naar alternatieven voor een verhuizing naar [B] gezocht, zoals samenwonen in (de buurt van) [woonplaats] , maar dit is niet mogelijk gebleken, aangezien voor de vrouw en haar echtgenote geen betaalbare woning voorhanden is in deze omgeving. In [B] is dat wel het geval. Als zij toestemming krijgt om met de kinderen naar [B] te verhuizen, kan zij met haar partner gaan samenwonen en kan haar partner bijdragen in de woonlasten. Samenwonen in de omgeving van [woonplaats] betekent dat haar partner doordeweeks vaak in haar woning in [C] moet verblijven om kosten en tijd te besparen. Dit betekent dat zij niet vaak als gezin samen kunnen zijn en geen toekomst op kunnen bouwen. Voorts zal haar partner naar verwachting aanzienlijk verlies lijden als zij haar woning in [C] verkoopt. Haar partner heeft geprobeerd bij Schiphol werk te vinden, maar zij zou er in dat geval wat betreft salaris op achteruit gaan.
De vrouw is zich ervan bewust dat het (in stand blijven van het) contact tussen de man en de kinderen van groot belang is en zij biedt aan dat de kinderen het ene weekend van vrijdagmiddag tot zaterdag bij de man kunnen verblijven en het andere weekend van vrijdagmiddag tot zondag, waarbij zij de kinderen zal halen en brengen. Aangezien de voormalig echtelijke woning verkocht is, dienen de vrouw en de kinderen hoe dan ook te verhuizen. Het is logisch om nieuwe huisvesting in gezinsverband te realiseren, zodat het reizen zo veel mogelijk wordt beperkt. De grootouders, die op dit moment regelmatig op de kinderen passen, kunnen dit na een verhuizing blijven doen nu zij een vakantiewoning hebben in de omgeving van [B] , aldus de vrouw.
4.3.
De man voert aan dat de rechtbank het verzoek van de vrouw terecht heeft afgewezen. Het is niet in het belang van de kinderen om naar [B] te verhuizen. De kinderen zijn geworteld in [woonplaats] ; zij gaan daar naar school, hebben daar hun sportclubs en hun vriendjes en vriendinnetjes en familie wonen daar. Een verhuizing zal ten koste gaan van het contact tussen hem en de kinderen. Een deel van de tijd zal verloren gaan door de extra reistijd, die bovendien erg belastend is voor de kinderen, en het wordt door de verhuizing moeilijk dan wel onmogelijk voor hem om actief betrokken te zijn bij school- en sportactiviteiten van de kinderen. Hij wil graag betrokken blijven bij de opvoeding en het sociale leven van de kinderen, hetgeen niet zal lukken in het geval van een verhuizing. Daarnaast zijn de kinderen nu ook wel eens – buiten de omgangsregeling om – bij hem. De vrouw heeft de noodzaak tot een verhuizing op geen enkele wijze aangetoond. Niet gebleken is dat de partner van de vrouw moeite heeft gedaan om in de omgeving van [woonplaats] een andere werkgever te vinden, terwijl er voldoende passende vacatures in de buurt van [woonplaats] zijn. Zijn nieuwe partner is verhuisd naar [woonplaats] , nu partijen in het ouderschapsplan afspraken hebben gemaakt omtrent een verhuizing, aldus de man.
4.4.
De Raad heeft ter zitting geadviseerd het aantal bijkomende veranderingen – na de scheiding van de ouders – zo beperkt mogelijk te houden voor de kinderen. Het is niet onverstandig dat in eerste aanleg is beslist dat een verhuizing nu nog niet aan de orde dient te zijn. De kinderen hebben in deze periode veel aan hun hoofd en het is van belang dat de “prijs die zij moeten betalen” voor het uiteengaan van de ouders, zo laag mogelijk blijft, aldus de Raad.
4.5.
Het hof dient bij de beoordeling van het onderhavige geschil de belangen van alle betrokkenen in aanmerking te nemen en tegen elkaar af te wegen. Het belang van de kinderen staat daarbij voorop en dient een overweging van de eerste orde te zijn. Dat neemt niet weg dat, afhankelijk van alle omstandigheden van het geval, andere belangen zwaarder kunnen wegen. Het gaat dan om enerzijds het belang van de vrouw om met de kinderen naar [B] te verhuizen en aldaar een nieuw bestaan op te bouwen, en anderzijds het belang van de man om de zorg te dragen voor de kinderen op gelijke wijze als thans het geval is en de kinderen in zijn directe omgeving te zien opgroeien.
4.6.
Het hof overweegt als volgt.
Gebleken is dat de man en de vrouw beiden een goede band hebben met de kinderen en dat de kinderen op beide ouders erg gesteld zijn. Het gaat op dit moment goed met de kinderen, zij zijn blij en hebben vriendjes. Gelet op het feit dat beide kinderen in relatief korte tijd veel veranderingen hebben meegemaakt, waaronder het uiteengaan van hun ouders, de nieuwe partner van de man en de nieuwe partner van de vrouw met daarbij komende half- dan wel stiefbroertjes of -zusjes, acht het hof het in het belang van de kinderen om hun leven thans niet ingrijpend te veranderen. Daarbij komt dat partijen nog niet zo lang geleden, te weten bij hun echtscheiding in juli 2015, in een ouderschapsplan afspraken hebben gemaakt over de gang van zaken in het geval van een verhuizing van één van partijen. Het hof leidt uit de inhoud van het ouderschapsplan af, dat de man en de vrouw voor ogen heeft gestaan dat een verhuizing over een grotere afstand een ingrijpende gebeurtenis is waarmee de een de ander niet zou moeten overvallen. Hoewel het soms niet voorzienbaar is hoe het leven voor partijen er in de toekomst uit zal zien en een ouderschapsplan derhalve niet altijd strikt nageleefd kan en hoeft te worden, is dat in dit geval niet (zonder meer) aan de orde. Dat geldt te meer nu het ouderschapsplan dateert van 3 juli 2015 en de vrouw op 9 november 2015 een verzoek tot vervangende toestemming voor een verhuizing bij de rechtbank heeft ingediend, derhalve slechts vier maanden later. De vrouw heeft ter zitting verklaard dat partijen bij de totstandkoming van het ouderschapsplan hebben gediscussieerd over welke maximale verhuisafstand opgenomen zou moeten worden en dat zij destijds in een drukke periode met heftige emoties leefde, zodat zij niet goed heeft kunnen nadenken over dit punt. Wat daar verder ook van zij, het hof kent wel betekenis toe aan het door partijen getekende ouderschapsplan en hun bedoelingen die daaruit kenbaar zijn.
In het geval van een verhuizing zal de omgangsregeling tussen de man en de kinderen verschralen ten opzichte van de huidige regeling. Thans verblijven de kinderen een weekend per twee weken van vrijdag rond 17.00 uur tot zij maandagochtend naar school gaan bij de man en elke week van dinsdagmiddag tot woensdagochtend. Daarnaast heeft de man onbetwist gesteld dat de kinderen ook buiten deze omgangsregeling om bij hem verblijven. Hoewel de vrouw heeft voorgesteld dat de kinderen, in het geval zij toestemming krijgt voor een verhuizing, het ene weekend van vrijdagmiddag tot zaterdag bij de man kunnen verblijven en het andere weekend van vrijdagmiddag tot zondag, acht het hof een dergelijke regeling – gelet op de lange reistijd – belastend voor de kinderen. Dit zal bovendien ertoe leiden dat het contact tussen de man en de kinderen aanmerkelijk zal afnemen. Die afname zit niet alleen in het aantal uren dat vermindert, maar vooral ook in het karakter ervan: het tot stand brengen van contact wordt ingewikkelder en daarom komt de man op grotere afstand van de kinderen te staan. Dat acht het hof niet in het belang van de kinderen.
Daarnaast heeft de vrouw onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de gezinsvorming die zij nastreeft noodzaakt tot een verhuizing naar [B] . Zo heeft de vrouw onvoldoende aangedragen om het hof ervan te overtuigen dat haar nieuwe partner geen passende baan in de omgeving van [woonplaats] zou kunnen vinden, noch dat het niet mogelijk zou zijn om een passende woning in diezelfde omgeving te vinden. Het had op haar weg gelegen deze stellingen nader te onderbouwen, hetgeen zij heeft nagelaten. Haar standpunt dat zij hoe dan ook zal moeten verhuizen, zodat het gelet op de kosten en reistijd efficiënter zou zijn om meteen in [B] te gaan wonen, deelt het hof evenmin. Wat er verder zij van dit argument, de efficiency die de vrouw nastreeft, weegt niet op tegen het belang van de kinderen zoals hierboven besproken.
Het vorenoverwogene leidt ertoe dat de vrouw geen vervangende toestemming zal worden verleend om de kinderen in [B] in te schrijven in de Gemeentelijke Basisadministratie. De stelling van de vrouw dat de grootouders in het geval van een verhuizing zouden kunnen blijven oppassen, en haar stelling dat de man vanwege zijn werk in de omgeving van [woonplaats] zou moeten blijven wonen, wat daar verder ook van zij, maken dit niet anders.
In incidenteel hoger beroep:
4.7.
De man stelt in incidenteel appel dat hij het niet in het belang van de kinderen acht als de vrouw, indien zij geen vervangende toestemming voor een verhuizing naar [B] zou krijgen, wel met grote regelmaat met de kinderen naar [B] zal reizen. Hij acht de reistijd te lang en hij maakt zich zorgen over de geestelijke en lichamelijke gesteldheid van de kinderen. Hij is in staat de verzorging en opvoeding van de kinderen op zich te nemen en kan minder gaan werken om vaker voor de kinderen te zorgen, aldus de man.
De vrouw heeft aangevoerd dat zij altijd de verzorgende ouder is geweest, zodat het niet in het belang van de kinderen is om thans hun hoofdverblijfplaats te wijzigen.
4.8.
De Raad heeft ter zitting meegedeeld dat, alvorens de hoofdverblijfplaats van de kinderen gewijzigd kan worden, een Raadsonderzoek nodig zou zijn om te beoordelen of dit in het belang van de kinderen is.
4.9.
Het hof overweegt dat thans geen aanleiding bestaat om de hoofdverblijfplaats van de kinderen te wijzigen. De vrouw is altijd de hoofdverzorgster geweest en de kinderen ontwikkelen zich op dit moment goed. Alhoewel de reistijd naar [B] aanzienlijk is, acht het hof dit niet zo belastend voor de kinderen dat een wijziging van hun hoofdverblijfplaats hier tegenop weegt. Zij blijven immers in hun oude omgeving wonen en de bestaande omgangsregeling met de man blijft gehandhaafd. Bovendien hebben partijen, evenals in het geval van een verhuizing, over het hoofdverblijf van de kinderen een afspraak gemaakt in het ouderschapsplan, te weten dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de vrouw zullen hebben. Evenals hiervoor is overwogen ten aanzien van een verhuizing, kent het hof betekenis toe aan hetgeen aan partijen voor ogen heeft gestaan in hun ouderschapsplan.
Dit leidt ertoe dat de verzoeken van de man in incidenteel appel zullen worden afgewezen.
4.10.
De man heeft ten slotte verzocht de vrouw te veroordelen in de proceskosten.
Het hof overweegt dat gelet op de aard van de procedure onvoldoende aanleiding bestaat om de vrouw te veroordelen in de proceskosten. Deze kosten zullen tussen partijen, ex-echtgenoten, worden gecompenseerd.
4.11.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

Het hof:
In principaal en incidenteel hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.F.A.M. Graafland-Verhaegen, mr. G.B.C.M. van der Reep en mr. L.M. Coenraad in tegenwoordigheid van mr. D.M. Jansen als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2016.