ECLI:NL:GHAMS:2016:2879

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 juli 2016
Publicatiedatum
19 juli 2016
Zaaknummer
200.175.044/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bewindvoering en de rol van Zorg & Wonen B.V. als bewindvoerder

In deze zaak gaat het om een hoger beroep ingesteld door [appellant] tegen de vonnissen van de rechtbank Amsterdam, waarbij [bewindvoerder] als bewindvoerder van [geïntimeerde] optrad. De procedure betreft de vraag wie als bewindvoerder is benoemd en of [appellant] terecht in hoger beroep is gekomen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de procedure ten behoeve van [geïntimeerde] werd gevoerd door [bewindvoerder], maar [appellant] betwistte deze benoeming en stelde dat Zorg & Wonen de officiële bewindvoerder was. Het hof heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de beschikking van de kantonrechter niet eenduidig was, maar dat Zorg & Wonen als bewindvoerder moet worden aangemerkt op basis van het dictum van de beschikking. Het hof heeft het verzoek van [bewindvoerder] om de tenaamstelling van de formele procespartij te wijzigen, gehonoreerd. De kosten van het geding in het incident zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De zaak is verwezen naar de rol voor beraad partijen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.175.044/01
zaaknummer / rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/557155 / HA ZA 14-36
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 12 juli 2016
inzake
ZORG & WONEN B.V.,
gevestigd te ‘s-Gravenhage,
eiseres in het incident,
advocaat: mr. R.F. de Jong te Amsterdam,
in de zaak van
[appellant],
wonend te [woonplaats],
appellant in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat: mr. I. Rhodes te Amsterdam,
en
[bewindvoerder], in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van de in [land] wonende
[geïntimeerde],
wonend te [woonplaats],
geïntimeerde in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat: mr. R.F. de Jong te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Zorg & Wonen, [appellant] en [bewindvoerder] genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 28 juli 2015 in hoger beroep gekomen van de vonnissen van de rechtbank Amsterdam van 12 november 2014 en 29 april 2015, onder bovenvermeld zaak- en rolnummer gewezen tussen [bewindvoerder] in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van [geïntimeerde] voornoemd als eiser en [appellant] als gedaagde.
Bij memorie van grieven heeft [appellant] dertien grieven aangevoerd en geconcludeerd dat het hof de bestreden vonnissen zal vernietigen, geïntimeerde niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn vordering, dan wel de vordering van geïntimeerde zal afwijzen, met beslissing over de proceskosten.
Bij memorie van antwoord heeft [bewindvoerder] – onder overlegging van producties – de grieven bestreden, naamswijziging van geïntimeerde verzocht, bewijs aangeboden en geconcludeerd tot bekrachtiging van de bestreden vonnissen, met beslissing over de proceskosten.
Zorg &Wonen heeft voorwaardelijk incidenteel op de voet van artikel 217 Rv gevorderd haar toe te laten als gevoegde partij aan de zijde van [bewindvoerder], met beslissing over de proceskosten.
[appellant] heeft een memorie van antwoord in het incident genomen, met conclusie dat het hof de vordering tot voeging zal afwijzen met veroordeling van Zorg & Wonen in de kosten van het incident.
Vervolgens is arrest gevraagd in het incident.

2.Beoordeling

In het voorwaardelijke incident tot voeging
2.1.
Het gaat in deze zaak, kort samengevat en voor zover in dit incident van belang, om het volgende.
2.1.1.
De dagvaarding waarmee de onderhavige procedure in eerste aanleg is ingeleid, is uitgebracht op naam van [geïntimeerde] (hierna: [geïntimeerde]) als procespartij. [geïntimeerde] vorderde, onder meer, een verklaring voor recht dat [appellant] door zijn handelen toerekenbaar tekort is geschoten jegens [geïntimeerde], c.q. onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld, c.q. onrechtmatig ten laste van haar is verrijkt. Bij akte heeft [geïntimeerde] haar eis vermeerderd en, kort gezegd, tevens het afleggen van rekening en verantwoording door [appellant] gevorderd.
2.1.2.
In het door de rechtbank op 12 november 2014 gewezen tussenvonnis heeft de rechtbank onder 4.1 het volgende overwogen:

De onderhavige procedure ziet op onder bewind gestelde goederen van [geïntimeerde]. Dat betekent dat niet zij, maar haar bewindvoerder in rechte dient op te treden. (…) Dit heeft echter niet tot gevolg dat [geïntimeerde] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering, maar dat de bewindvoerder alsnog in de gelegenheid zal worden gesteld in rechte te verschijnen om de procedure als formele procespartij over te nemen. Daarvoor zijn geen bijzondere formaliteiten vereist; een brief aan de rechtbank en de wederpartij volstaat.’
De rechtbank heeft [geïntimeerde] vervolgens hiertoe in de gelegenheid gesteld en, voor het geval de bewindvoerder van deze mogelijkheid gebruik zou maken, [appellant] toegelaten tot tegenbewijs.
2.1.3.
Bij brief van 17 november 2014 heeft [bewindvoerder] de rechtbank meegedeeld dat hij de bewindvoerder is van [geïntimeerde] en dat hij de procedure als formele procespartij van haar overneemt. Op de brief staat een stempel van Zorg & Wonen.
2.1.4.
In het eindvonnis van 29 april 2015 heeft de rechtbank vastgesteld dat de procedure aan de zijde van [geïntimeerde] wordt gevoerd door [bewindvoerder], in zijn hoedanigheid van haar bewindvoerder, als formele procespartij. Omdat [appellant] geen tegenbewijs had geleverd, heeft de rechtbank de vorderingen van de bewindvoerder toegewezen met veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding.
2.1.5.
De appeldagvaarding is door [appellant] uitgebracht tegen [bewindvoerder] in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van [geïntimeerde].
2.1.6.
In de memorie van grieven heeft [appellant] (onder nummers 18 en 19) aangevoerd dat niet [bewindvoerder] bewindvoerder van [geïntimeerde] is maar Zorg & Wonen en dat daarom een procedure tegen [appellant] is gestart door een onbevoegde.
2.1.7.
Naar aanleiding van de (naar het hof begrijpt: voor het eerst in de memorie van grieven geuite) stelling van [appellant] dat niet [bewindvoerder] maar Zorg & Wonen de officiële bewindvoerder is, heeft [bewindvoerder] zich tot de rechtbank gewend om, voor het geval de rechtbank van mening zou zijn dat van een kennelijke fout of verschrijving sprake is geweest, het vonnis ten aanzien van de tenaamstelling van de bewindvoerder te wijzigen. Tegen dat verzoek heeft [appellant] verweer gevoerd. De rechtbank heeft het verzoek van [bewindvoerder] afgewezen op grond dat van een kennelijke verschrijving of fout geen sprake was.
2.1.8.
In de memorie van antwoord (onder 48 e.v.) voert [bewindvoerder] aan dat uit de tekst van de beschikking van de kantonrechter te Amsterdam van 29 december 2011 waarbij de bewindvoerder van [geïntimeerde] is benoemd, blijkt dat het, mede gezien de daaraan ten grondslag liggende bereidverklaring van [bewindvoerder] om als bewindvoerder benoemd te worden, de bedoeling is geweest dat [bewindvoerder] als bewindvoerder benoemd zou worden en dat de kantonrechter, door Zorg & Wonen als bewindvoerder te benoemen, [bewindvoerder] en Zorg & Wonen vereenzelvigd heeft. [bewindvoerder] voert voorts aan dat de rechtbank ten tijde van het eindvonnis met de tekst van de beschikking van 29 december 2011 bekend was en de wijziging van de formele procespartij met [bewindvoerder] als bewindvoerder heeft geaccepteerd. Voor zover het hof zou vinden dat een juiste tenaamstelling behoort te zijn ‘
Zorg & Wonen B.V., vertegenwoordigd door [bewindvoerder], in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [geïntimeerde]’, verzoekt [bewindvoerder] het hof de tenaamstelling van de geïntimeerde te wijzigen.
2.1.9.
Bij voorwaardelijke incidentele vordering tot voeging heeft Zorg & Wonen, voor het geval het hof zou oordelen dat Zorg & Wonen niet reeds in de procedure is verschenen, gevorderd toegelaten te worden tot gevoegde partij aan de zijde van [bewindvoerder]. Zorg & Wonen voert hiertoe, kort samengevat, aan dat zij in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [geïntimeerde] door de procedure rechtstreeks in haar belang wordt geraakt indien een of meerdere grieven van [appellant] zullen slagen.
2.1.10.
[appellant] heeft geconcludeerd tot afwijzing van de incidentele vordering.
Het hof oordeelt als volgt.
2.2.
In de beschikking van 29 december 2011 overweegt de kantonrechter:
“Bij schrijven van 28 december 2011 heeft [bewindvoerder] zich bereid verklaard als bewindvoerder op te treden. Hij zal als zodanig worden benoemd.”
Het dictum luidt, voor zover van belang, als volgt:
“De kantonrechter (…) benoemt tot bewindvoerder:
Zorg & Wonen B.V.,
Vertegenwoordigd door [bewindvoerder],
Postadres: [postadres];”
2.3.
Het hof stelt vast dat de beschikking van de kantonrechter van 29 december 2011 niet eenduidig is. In de zojuist geciteerde overweging staat immers dat [bewindvoerder] als bewindvoerder zal worden benoemd, in het dictum wordt evenwel Zorg & Wonen als bewindvoerder aangesteld.
2.4.
Uitgangspunt moet zijn dat de procedure ten behoeve van [geïntimeerde] wordt gevoerd ten name van de door de kantonrechter benoemde bewindvoerder. Dit is Zorg & Wonen, omdat het dictum van de desbetreffende beschikking nu eenmaal bepalend is.
2.5.
Zoals onder 2.1.8 reeds werd gememoreerd, heeft [bewindvoerder] het hof verzocht de tenaamstelling van de formele procespartij aldus te wijzigen dat deze komt te luiden: ‘
Zorg & Wonen B.V., vertegenwoordigd door [bewindvoerder], in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [geïntimeerde]’. Het hof zal dit verzoek honoreren. Gelet op de inhoud van voormelde beschikking van 29 december 2011 moet het ervoor worden gehouden dat [bewindvoerder] steeds namens de bewindvoerder van [geïntimeerde], Zorg & Wonen, is opgetreden en dat de vermelding van [bewindvoerder] als bewindvoerder in de processtukken in zoverre op (niet meer dan) een vergissing berust. Deze vergissing zal thans worden gecorrigeerd. [appellant] wordt hierdoor in zijn gerechtvaardigde belangen in geen enkel opzicht geschaad, ook niet door de omstandigheid dat hij in de hoofdzaak niet op de memorie van antwoord heeft kunnen reageren en dus evenmin op het verzoek van [bewindvoerder] als hiervoor onder 2.1.8 vermeld. Het (afwijzende) standpunt van [appellant] ten aanzien van dat verzoek blijkt immers genoegzaam uit diens memorie van antwoord in het incident.
2.6.
Nu aan de gestelde voorwaarde voor het instellen van de incidentele vordering tot voeging niet is voldaan, behoeft op die vordering niet te worden beslist.
2.7.
De omstandigheid dat enerzijds aan behandeling van de incidentele vordering niet is toegekomen, anderzijds begrijpelijk is dat Zorg & Wonen, gelet op het bij memorie van grieven door [appellant] te dezen ingenomen standpunt, de onderhavige incidentele vordering heeft ingesteld, rechtvaardigt dat de proceskosten tussen partijen zullen worden gecompenseerd.

3.Beslissing

Het hof:
verstaat dat Zorg & Wonen, vertegenwoordigd door [bewindvoerder], de formele procespartij is van [geïntimeerde] als materiële procespartij;
verstaat dat de vordering tot voeging van Zorg & Wonen niet is ingesteld;
compenseert de kosten van het geding in het incident aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verwijst de zaak naar de rol van 26 juli 2016 voor beraad partijen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.J.M. Smit, J.E. Molenaar en D. Kingma en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2016.