Uitspraak
1.[Y] .,
2.[Z] ,
1.Procesverloop
6 maart 2015, in hoger beroep gekomen van de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) van 11 december 2014, onder bovengenoemd zaaknummer gegeven. Op 2 april 2015 heeft [X] aanvullende gronden van het beroepschrift, met producties, ter griffie van het hof ingediend. Het beroepschrift bevat zeventien grieven en strekt ertoe dat het hof genoemde beschikking zal vernietigen en opnieuw recht zal doen overeenkomstig de conclusie van het beroepschrift, met beslissing over de proceskosten, een en ander uitvoerbaar bij voorraad.
27 januari 2016.
2.Feiten
3.Beoordeling
belang - om het volgende.
grieven 5 en 6voert [X] aan, naar het hof begrijpt, dat de kantonrechter ten onrechte is overgegaan tot aanpassing van de Beheersregeling, omdat niet gesteld of gebleken is van omstandigheden die een aanpassing rechtvaardigen. [X] miskent hiermee echter dat [Y] en [Z] in hun inleidend verzoekschrift gemotiveerd uiteengezet hebben dat [X] de Beheersregeling niet naleeft, waaronder het niet voldoen aan de daarin neergelegde financiële verplichtingen en het niet verstrekken van onbelemmerde toegang tot het huis overeenkomstig de Beheersregeling, hetgeen [X] niet althans onvoldoende heeft betwist. Gelet hierop is wel degelijk gesteld en gebleken dat sprake is van onvoorziene omstandigheden die aanpassing van de Beheersregeling rechtvaardigen. Bovendien komt aan de rechter bij de beoordeling daarvan een ruime mate van vrijheid toe, zodat niet snel sprake zal zijn van een ten onrechte toepassing van artikel 3:168 lid 2 en 3 BW. Ook het feit dat [Y] en [Z] hun vordering tot nakoming op grond van 6:74 BW niet hebben gehandhaafd maakt dit niet anders. Dit betekent dat grieven 5 en 6 falen.
grieven 7 tot en met 10klaagt [X] erover dat de kantonrechter geen rekening heeft gehouden met de door hem gemaakte kosten en verrichte werkzaamheden ten behoeve van het huis. [X] verliest hierbij echter uit het oog dat de kantonrechter deze aspecten reeds bij de beoordeling en vaststelling van de Beheersregeling heeft laten meewegen en nu die beschikking van 9 december 2013 in kracht van gewijsde is gegaan diezelfde aspecten later niet nogmaals in een andere procedure aan de orde gesteld kunnen worden. Deze grieven kunnen dus niet tot een andere beslissing over het onderhavige verzoek leiden en behoeven daarom geen behandeling.
Grief 11treft derhalve geen doel.
e-mails per week. De bewindvoerder heeft in zijn brief van 12 februari 2016 aan het hof te kennen gegeven bereid te zijn bewindvoerder van het huis te blijven op basis van een aangescherpte beheersregeling met de mogelijkheid tot het opleggen van dwangsommen. Het hof ziet aanleiding om de Beheersregeling aan te vullen met een verduidelijking van de taakomschrijving van de bewindvoerder en de aan hem toekomende bevoegdheden. Het voorstel van [Y] zoals weergegeven in zijn verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep onder punt 33 komt het hof niet onredelijk voor, behoudens onderdeel
ivnu het extra financieel belasten van een deelgenoot voor het onevenredig beslag leggen op de tijd van de bewindvoerder weinig vastomlijnd en in die zin tamelijk willekeurig is en mogelijk nog meer onenigheid tussen partijen in de hand zal werken. Wel zal het hof bepalen dat het contact van [X] met de bewindvoerder uitsluitend schriftelijk per brief mag plaatsvinden met dien verstande dat [X] de bewindvoerder eigener beweging niet vaker mag benaderen dan éénmaal per maand, waarbij de omvang van zijn berichten (inclusief bijlagen) beperkt dient te blijven tot twee kantjes A4 formaat. Het hof zal deze regeling versterken met een dwangsom.
4.Beslissing
€ 100,- per dag dat hij buiten de vastgelegde periode in het huis verblijft en vice versa;