ECLI:NL:GHAMS:2016:2823
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vonnis kantonrechter Amsterdam inzake overtreding van de Opiumwet
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 28 mei 2015 was gewezen. De verdachte, geboren in 1987, was aangeklaagd voor het zich ophouden op de Oudezijds Achterburgwal in Amsterdam op 9 november 2013, met de intentie om middelen als bedoeld in de Opiumwet te kopen of aan te bieden. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte.
Het hof heeft vastgesteld dat de tenlastelegging, ondanks eventuele taal- of schrijffouten, de verdachte niet in zijn verdediging heeft geschaad. Het vonnis waarvan beroep is vernietigd, omdat er slechts aantekening was gedaan op basis van artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft bewezen verklaard dat de verdachte zich op de genoemde datum op de Oudezijds Achterburgwal heeft opgehouden met de intentie om opiumgerelateerde middelen aan te bieden.
De verdachte is vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. Het hof heeft geen omstandigheden aangetroffen die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De kantonrechter had de verdachte eerder veroordeeld tot twee weken hechtenis, maar het hof heeft, rekening houdend met de gewijzigde persoonlijke omstandigheden van de verdachte, besloten geen straf of maatregel op te leggen. De verdachte heeft inmiddels een baan als verkeersregelaar en is bezig met het aflossen van zijn schulden. Het hof heeft geoordeeld dat er geen straf of maatregel nodig is en heeft toepassing gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.