In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van medeplichtigheid aan een hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit. De feiten betroffen een hennepkwekerij die in een woning in Amsterdam Zuidoost was aangetroffen, waar de verdachte zijn stiefzoon had laten verblijven. De verdachte ontkende betrokkenheid bij de hennepkwekerij en de diefstal van elektriciteit, maar het hof oordeelde dat hij opzettelijk gelegenheid had verschaft tot het telen van hennep door zijn woning ter beschikking te stellen. Het hof oordeelde dat de verdachte niet als medepleger van de hennepteelt kon worden beschouwd, maar wel medeplichtig was aan de hennepkwekerij. De verdachte werd vrijgesproken van de diefstal van elektriciteit, omdat er onvoldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid. Het hof legde een taakstraf op van 60 uren, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de maatschappelijke problemen die de handel in softdrugs met zich meebrengt.