ECLI:NL:GHAMS:2016:2820

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 juli 2016
Publicatiedatum
19 juli 2016
Zaaknummer
23-003310-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Profijtontneming in verband met hennepkwekerij en ontnemingsmaatregel

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 28 juli 2015. De zaak betreft een vordering van het Openbaar Ministerie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in verband met hennepteelt. De veroordeelde, geboren in 1979, was betrokken bij de hennepteelt in de periode van 1 maart 2011 tot en met 17 november 2011. In eerste aanleg was de vordering van het Openbaar Ministerie vastgesteld op € 73.557,00, maar deze werd tijdens de zitting in eerste aanleg verlaagd tot € 31.778,50. De rechtbank had de veroordeelde ook een verplichting opgelegd tot betaling van € 3.000,00 aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en is tot een andere beslissing gekomen. Het hof heeft vastgesteld dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit de hennepteelt en heeft de hoogte van dit voordeel berekend op basis van de opbrengst van de hennepplanten en de gemaakte kosten. De berekening is gebaseerd op gegevens uit het strafdossier en rapporten van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie. Uiteindelijk heeft het hof de verplichting tot betaling aan de Staat vastgesteld op € 45.407,66, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.

De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de rechters N.A. Schimmel, P.C. Römer en A. Dantuma-Hieronymus zitting hadden. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier S.W.M. Stevens en is openbaar uitgesproken op de zitting van 1 juli 2016.

Uitspraak

parketnummer: 23-003310-15
datum uitspraak: 1 juli 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 28 juli 2015 op de vordering van het openbaar ministerie ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in de ontnemingszaak met nummer 13-736009-13 tegen de veroordeelde:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1979,
adres: [adres].

Procesgang

Het Openbaar Ministerie heeft in eerste aanleg gevorderd dat aan de veroordeelde de verplichting zal worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat tot een bedrag van € 73.557,00. De officier van justitie heeft deze vordering terechtzitting in eerste aanleg verminderd tot een bedrag van € 31.778,50.
De veroordeelde is bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 28 juli 2015 veroordeeld ter zake van
- kort gezegd - medeplegen van hennepteelt in de periode 1 maart 2011 tot en met 17 november 2011.
Voorts heeft de rechtbank Amsterdam bij vonnis van 28 juli 2015 de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 3.000,00 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Het Openbaar Ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen beide vonnissen.
De veroordeelde is bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van heden veroordeeld ter zake van
- kort gezegd - hennepteelt en gekwalificeerde diefstal in de periode 1 maart 2011 tot en met
17 november 2011.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
17 juni 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de veroordeelde en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep primair gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, subsidiair dat het hof het wederrechtelijk verkregen voordeel en de betalingsverplichting zal vaststellen op de helft van het in de zaak tegen de medeveroordeelde gevorderde bedrag van € 62.957,00, en dat door de veroordeelde betaalde energiekosten in mindering dienen te worden gebracht.
Het hof is van oordeel dat op grond van de onder voormeld parketnummer aangelegde straf- en ontnemingsdossiers, alsmede op grond van het onderzoek ter terechtzitting, aannemelijk is geworden dat de veroordeelde door middel van of uit de baten van de hiervoor genoemde feiten waarvoor hij bij voornoemd vonnis is veroordeeld, wederrechtelijk voordeel heeft verkregen.
Het hof ontleent het aantal planten, het aantal m² waarover de planten waren verspreid en de hoogte van de energiekosten aan de inhoud van het op 23 december 2013 door opsporingsambtenaar T.W. Honing opgemaakte proces-verbaal financieel onderzoek. De opbrengst per kilo hennep, afschrijvingskosten, variabele kosten en kosten voor stekken baseert het hof op de algemene uitgangspunten die door het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie zijn opgesteld en die zijn vervat in het rapport “Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht” van
1 november 2010.
De berekening is aldus als volgt:
Opbrengst per oogst
Ruimte A: 215 planten x 28,6 (14 planten per m²) = 6.149 gram hennep
Ruimte C: 73 planten x 30,5 (10 planten per m²) = 2.226,5 gram hennep
Totale opbrengst: 6,149 + 2,2265 = 8,3755 kg hennep x € 3.280,00 =
€ 27.471,64
Kosten
Afschrijvingskosten ruimte A (215 planten) € 200,00
Afschrijvingskosten ruimte C (73 planten) € 150,00
Variabele kosten (288 planten x € 3,33) € 959,04
Stekken (288 x € 2,85) € 820,80
Energiekosten
€ 2.637,97 +
Totaal
€ 4.767,81=
Het wederrechtelijk verkregen voordeel komt hiermee op € 27.471,64 - € 4.767,81 =
€ 22.703,83 x 2 oogsten = € 45.407,86.

Verplichting tot betaling aan de Staat

Aan de veroordeelde dient, ter ontneming van het door hem wederrechtelijk verkregen voordeel, de verplichting te worden opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 45.407,66.

Toepasselijk wettelijk voorschrift

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van €
45.407,66 (vijfenveertigduizend vierhonderdzeven euro en zesenzestig cent).
Legt de veroordeelde de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van €
45.407,66 (vijfenveertigduizend vierhonderdzeven euro en zesenzestig cent).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.A. Schimmel, mr. P.C. Römer en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. S.W.M. Stevens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
1 juli 2016.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.