In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1979, werd beschuldigd van het opzettelijk telen van hennep en het stelen van elektriciteit in de periode van 1 maart 2011 tot en met 17 november 2011 in Amsterdam Zuidoost. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij een hennepkwekerij, waar hij vingerafdrukken achterliet op verschillende plaatsen. De verdachte had wisselende verklaringen afgelegd over zijn rol in de kwekerij, maar het hof oordeelde dat zijn verklaringen ongeloofwaardig waren, gezien de aangetroffen situatie en de verklaringen van de medeverdachte. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet en dat hij elektriciteit heeft gestolen door middel van een illegale aansluiting. Het vonnis van de rechtbank werd vernietigd, en de verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, met een voorwaardelijk deel van 50 dagen hechtenis. Het hof hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, wat leidde tot een matiging van de straf.