Uitspraak
mr. J.G. Princenen
mr. J.P.D. van de Klift, beiden kantoorhoudende te Rotterdam,
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak, behandeld door de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam, is op 13 juni 2016 een beschikking gegeven inzake de vergoeding van de onderzoeker in een enquêterecht procedure. De zaak betreft verzoekers, waaronder de naamloze vennootschap Rotterdamse Taxi Centrale RTC N.V. en de besloten vennootschap RTC Franchise B.V., die beide gevestigd zijn te Rotterdam. De belanghebbenden zijn vertegenwoordigd door advocaten uit Den Haag. De Ondernemingskamer heeft eerder beschikkingen gegeven op 11 september 2015, 18 september 2015, 2 december 2015, 24 maart 2016 en 14 april 2016, waarin een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van RTC en RTC Franchise is bevolen. De kosten van het onderzoek zijn vastgesteld en verhoogd in de eerdere beschikkingen, met een maximum van € 70.000, exclusief omzetbelasting.
De onderzoeker, mr. P.D. Olden, heeft op 25 april 2016 een declaratieoverzicht ingediend, waaruit blijkt dat de kosten van het onderzoek € 65.000 bedragen, exclusief omzetbelasting. De Ondernemingskamer heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over deze kosten, maar heeft van geen der partijen een reactie ontvangen. De Ondernemingskamer heeft vastgesteld dat er geen bezwaren zijn tegen het door de onderzoeker opgegeven bedrag en heeft geoordeeld dat dit bedrag niet onredelijk is.
In de beslissing heeft de Ondernemingskamer de vergoeding van de onderzoeker vastgesteld op € 65.000, exclusief omzetbelasting, en verklaard dat deze beschikking uitvoerbaar is bij voorraad. De beschikking is gegeven door de voorzitter en raadsheren van de Ondernemingskamer, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.