ECLI:NL:GHAMS:2016:2809

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 juli 2016
Publicatiedatum
15 juli 2016
Zaaknummer
23-003050-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake verblijf als ongewenst vreemdeling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Ghana in 1972, was op 2 december 2013 in Nederland verbleven, terwijl hij wist dat hij als ongewenst vreemdeling was verklaard op grond van de Vreemdelingenwet 2000. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd. Het hof oordeelde dat de Terugkeerrichtlijn niet van toepassing was, omdat de verdachte op 29 januari 2014 Nederland was uitgezet en er geen aanwijzingen waren dat hij zich nog in Nederland bevond. Het hof heeft de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft de eerdere veroordeling van de politierechter verworpen. De beslissing is genomen na het horen van de advocaat-generaal en de raadsman, waarbij het hof de ernst van het feit en de omstandigheden van de verdachte in overweging heeft genomen. De verdachte had eerder al een strafblad en het hof vond de opgelegde straf passend en geboden.

Uitspraak

parketnummer: 23-003050-15
datum uitspraak: 13 juli 2016
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 20 juli 2015 in de strafzaak onder parketnummer 15-222638-13 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Ghana) op [geboortedag] 1972,
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 29 juni 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 2 december 2013 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, en/of te Den Haag, in elk geval in Nederland, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000, in elk geval op grond van enig wettelijk voorschrift, tot ongewenst vreemdeling was verklaard OF terwijl tegen hem een inreisverbod was uitgevaardigd met toepassing van artikel 66a, zevende lid, van de Vreemdelingenwet 2000;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 2 december 2013 te Den Haag als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000 tot ongewenst vreemdeling was verklaard.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet, dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenste vreemdeling is verklaard.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met aftrek van voorarrest.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft in Nederland verbleven, terwijl hij wist dat hij tot ongewenst vreemdeling was verklaard. Aldus heeft hij er blijk van gegeven zich weinig gelegen te laten liggen aan een van overheidswege jegens hem genomen beslissing.
Het hof heeft kennisgenomen van een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 2 juni 2016 waaruit blijkt dat hij eerder, ter zake van een andersoortig feit, onherroepelijk is veroordeeld.
De raadsman heeft zich, voor zover hier van belang, op het standpunt gesteld dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in strijd is met de Terugkeerrichtlijn op de grond dat de Nederlandse overheid onvoldoende inspanningen heeft verricht de verdachte te doen terugkeren naar het land van herkomst nu slechts vier gesprekken met de verdachte hebben plaatsgevonden, terwijl met de uitzetting van de verdachte naar Spanje de terugkeerprocedure niet is dorlopen omdat Ghana het land van herkomst van de verdachte is en in Spanje de terugkeerprocedure evenmin is doorlopen.
Het hof overweegt als volgt.
In artikel 1 van de Terugkeerrichtlijn (Richtlijn 2008/115/EG van het Europese Parlement en de Raad over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven van 16 december 2008) is bepaald dat deze van toepassing is op illegaal op het grondgebied van een lidstaat verblijvende onderdanen van derde landen. Het hof is van oordeel dat de Terugkeerrichtlijn in casu toepassing ontbeert nu de verdachte op 29 januari 2014 Nederland is uitgezet en er geen aanwijzing is dat hij zich thans in Nederland bevindt. Het enkele feit dat de verdachte naar Spanje, dus een ander EU-land, is uitgezet maakt dit niet anders.
Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. R.A.F. Gerding en mr. A.E. Kleene-Krom, in tegenwoordigheid van mr. S. Egidi, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 13 juli 2016.
mr. R.A.F. Gerding is buiten staat dit arrest te ondertekenen.