Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
2.Stukken van het geding
3.Feiten
oud-notaris. Deze onderzoeken hebben geresulteerd in twee verschillende eindrapportages van 28 januari 2014. Uit de daarin opgenomen overzichten blijkt dat sprake is van een aanzienlijk negatief resultaat en een aanzienlijke negatieve liquiditeits- en vermogenspositie van het notariskantoor.
oud-notaris het faillissement van [naam BV] , de vennootschap waarbinnen de oud-notaris zijn notariskantoor dreef, uitgesproken.
4.Standpunt van het BFT
5.Standpunt van de oud-notaris
6.Beoordeling
oud-notaris, dat reservering voor de rentevordering van [de rechthebbende] feitelijk niet mogelijk was omdat de hoogte ervan onbekend was. Het uiteindelijk door het voorzieningsfonds uitgekeerde bedrag was in ieder geval hoger dan de werkelijke rentevordering. Het uitgekeerde bedrag is met [de rechthebbende] overeengekomen om verdere discussie en publiciteit te voorkomen.
e-mailwisseling tussen de oud-notaris en [de rechthebbende] (die het BFT ter zitting in hoger beroep heeft voorgelezen en waarvan de oud-notaris niet heeft weersproken dat die heeft plaatsgevonden) dat er kennelijk in november/december 2014 overeenstemming was over de hoogte van de rentevordering. Die overeenstemming had hoe dan ook reden moeten zijn om het met [de rechthebbende] overeengekomen bedrag op de kwaliteitsrekeningen beschikbaar te houden. Dit klachtonderdeel is dan ook gegrond.