ECLI:NL:GHAMS:2016:2772

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 juli 2016
Publicatiedatum
12 juli 2016
Zaaknummer
200.182.063/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een notaris met betrekking tot de veiling van een woning en de rol van de notaris in de executieverkoop

In deze zaak hebben klagers, die eigenaar waren van een met een hypotheek bezwaarde woning, een klacht ingediend tegen de notaris die betrokken was bij de executieverkoop van hun woning. Klagers verwijten de notaris dat zij zich in het kader van de veiling heeft ingelaten met niet-zuivere zaken. De klacht is eerder door de kamer voor het notariaat in 's-Hertogenbosch ongegrond verklaard, waarna klagers in hoger beroep zijn gegaan. Het hof heeft de zaak behandeld op 28 april 2016, waarbij de notaris en haar gemachtigde aanwezig waren, maar klagers niet. Het hof heeft de notaris de gelegenheid gegeven om de pleitnota van klagers te lezen, die eerder was ingediend. De notaris heeft geen bezwaar gemaakt tegen de door klagers ingediende producties. Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de kamer zijn vastgesteld, en heeft geconcludeerd dat de notaris in haar rol niet onjuist heeft gehandeld. De klagers hebben in hun beroepschrift nieuwe klachten geformuleerd, maar het hof heeft geoordeeld dat deze niet-ontvankelijk zijn, omdat ze niet eerder in de procedure aan de orde zijn geweest. Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beslissing van de kamer bevestigd en klagers niet-ontvankelijk verklaard in hun nieuwe klachten.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.182.063/01 NOT
nummer eerste aanleg : SHE/2015/29
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 12 juli 2016
inzake
[naam] , en
[naam] ,
wonend te [plaats] ,
appellanten,
tegen
[naam] ,
notaris te [plaats] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. H.A.M. Lamers.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellanten (hierna: klagers) hebben op 16 december 2015 een beroepschrift - met bijlage - bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort
's-Hertogenbosch (hierna: de kamer) van 16 november 2015 (ECLI:NL:TNORSHE:2015:22). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klagers tegen geïntimeerde (hierna: de notaris) ongegrond verklaard.
1.2.
Klagers hebben op 31 december 2015 een aanvullend beroepschrift ingediend.
1.3.
De notaris heeft op 28 januari 2016 een verweerschrift bij het hof ingediend.
1.4.
Het hof heeft van klagers op 20 april 2016 aanvullende stukken ontvangen, bestaande uit een brief, gedateerd 16 april 2016, met aanvullende producties.
1.5.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 28 april 2016. Klagers zijn niet verschenen. De notaris, vergezeld van haar gemachtigde, is verschenen. Het hof heeft de notaris en haar gemachtigde de gelegenheid gegeven de brief van klagers van 16 april 2016 te lezen en deze brief aangemerkt als de pleitnota van klagers. De notaris heeft geen bezwaar gemaakt tegen de door het hof op 20 april 2016 van klagers ontvangen producties. Hierop heeft het hof beslist dat die producties aan het dossier zijn toegevoegd. De notaris en haar gemachtigde hebben vervolgens het woord gevoerd.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.Feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Samengevat weergegeven gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
Klagers zijn eigenaar geweest van een met een recht van hypotheek bezwaarde woning. In 2012 zijn klagers in financiële problemen geraakt. Zij hebben de aan de hypothecaire geldlening verbonden lasten niet meer voldaan.
3.2.2.
Bij brief van 23 mei 2014 heeft de hypotheekhouder (hierna: de bank) de hypothecaire lening opgeëist en aan klagers meegedeeld dat, bij niet-tijdige voldoening van het totale schuldbedrag aan een notaris opdracht zou worden gegeven om de woning op een openbare veiling te verkopen. Klagers zijn niet overgegaan tot betaling van hun schuld aan de bank.
3.2.3.
De bank heeft het kantoor waaraan de notaris is verbonden bij brief van 12 december 2014 opdracht gegeven de executieverkoop van de woning te begeleiden. Nadat de notaris de opdracht had aanvaard, heeft een medewerker van het kantoor klagers bij brief van 22 december 2014 (onder meer) bericht dat de datum van de veiling was vastgesteld op 5 maart 2015.
3.2.4.
De bank heeft de notaris op 5 februari 2015 verzocht om de geplande veiling te verplaatsen naar 4 juni 2015. De notaris heeft klagers daarvan schriftelijk op de hoogte gesteld.
3.2.5.
Klagers hebben bij e-mailbericht van 9 april 2015 aan het notariskantoor kenbaar gemaakt dat zij het niet eens waren met de gang van zaken rondom de veiling. Op 1 mei 2015 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen klagers en de notaris op het kantoor van de notaris. Tijdens dat gesprek heeft de notaris aan klagers de toezegging gedaan dat zij de bank zou verzoeken of deze alsnog bereid zou zijn om medewerking te verlenen aan een onderhandse verkoop met volmacht, ter voorkoming van een veiling. De notaris heeft dit verzoek vervolgens aan de bank overgebracht.
3.2.6.
Bij e-mailbericht van 6 mei 2015 heeft de bank klagers (onder meer) als volgt bericht:
“Omdat de verstandhoudingen onderling zodanig verstoord zijn staan wij niet meer open voor een onderhandse verkoop met volmacht. (…) Wij hebben de executieprocedure opgestart vanwege de enorme achterstand. Op dit moment hebt u een achterstand van € 42.515,14. Dit is meer dan 44 maanden. Daarnaast hebben meerdere partijen beslag gelegd op uw woning. Dit is voor ons onacceptabel.”
3.2.7.
In het kader van de geplande executoriale verkoop is een onderhands bod uitgebracht op de woning. De voorzieningenrechter bij de rechtbank heeft goedkeuring verleend aan de voorgestelde verkoop tegen het desbetreffende bod. De woning is in oktober 2015 in eigendom overgedragen aan de koper.

4.Standpunt van klagers

Klagers verwijten de notaris dat zij zich in het kader van de veiling van hun woning willens en wetens heeft ingelaten met niet-zuivere zaken, hetgeen volgens klagers het ambt van notaris onwaardig is.

5.Standpunt van de notaris

De notaris heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de notaris wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

6.Beoordeling

Nieuwe klachten
6.1.
Voor zover klagers in hun beroepschrift en in hun pleitnotitie in hoger beroep nieuwe klachten hebben geformuleerd, waarbij het hof in het midden laat of de klachten gedragingen van deze notaris betreffen, heeft te gelden dat op grond van artikel 107 lid 4 van de Wet op het notarisambt het hof de zaak in hoger beroep opnieuw in volle omvang behandelt en dat dit betekent dat alleen in beschouwing worden genomen de klachten die ook in de procedure in eerste aanleg aan de orde zijn geweest. Klagers zullen in de nieuwe klachten niet-ontvankelijk worden verklaard.
Klacht
6.2.
Het hof verenigt zich met hetgeen de kamer in de bestreden beslissing in de rechtsoverwegingen 4.3. tot en met 4.5. over de klacht heeft geoordeeld en maakt dit oordeel tot het zijne. In hoger beroep zijn geen argumenten naar voren gekomen die tot een ander oordeel moeten leiden.
6.3.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.4.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.Beslissing

Het hof:
- verklaart klagers niet-ontvankelijk in de in hoger beroep nieuw geformuleerde klachten;
- bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. W.J.J. Los, F.J.P.M. Haas en G. Kleykamp-Van der Ben en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2016 door de rolraadsheer.