ECLI:NL:GHAMS:2016:2750

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 juni 2016
Publicatiedatum
8 juli 2016
Zaaknummer
23-000495-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep na intrekking van het beroep

Op 23 juni 2016 heeft het gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft een verdachte, geboren op de Nederlandse Antillen in 1957, die momenteel gedetineerd is in P.I. Noord Holland Noord, Unit Zuyder Bos te Heerhugowaard. De verdachte had eerder op 30 maart 2016 zijn zaak aan het hof voorgelegd, maar trok op 19 mei 2016 zijn beroep tegen het vonnis van de politierechter, dat op 4 februari 2016 was uitgesproken, in. Het hof concludeert hieruit dat de verdachte geen bezwaren meer tegen het vonnis handhaaft en dat er geen rechtens te beschermen belang is dat voortzetting van de behandeling van het hoger beroep rechtvaardigt. Gelet op artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de raadsheren W.M.C. Tilleman, F.M.D. Aardema en J.W. Moors aanwezig waren. De uitspraak vond plaats op een openbare terechtzitting op 23 juni 2016.

Uitspraak

Parketnummer: 23-000495-16
Datum uitspraak: 23 juni 2016
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 4 februari 2016 in de strafzaak onder parketnummer 15-820040-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen) op [geboortedag] 1957,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in P.I. Noord Holland Noord, Unit Zuyder Bos te Heerhugowaard.

Onderzoek ter terechtzitting

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 23 juni 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De zaak van de verdachte is eerder aan de orde geweest op de zitting van het hof van 30 maart 2016.
Bij “akte rechtsmiddel” van 19 mei 2016 is het beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 4 februari 2016 ingetrokken. Hieruit leidt het hof af dat de verdachte de bezwaren tegen dat vonnis niet langer handhaaft. Ook overigens is niet gebleken van enig rechtens te beschermen belang dat is gediend met voortzetting van de behandeling van het hoger beroep. Het hof zal, gehoord de advocaat-generaal en gelet op het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering de verdachte daarin niet-ontvankelijk verklaren.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.M.C. Tilleman, mr. F.M.D. Aardema en mr. J.W. Moors, in tegenwoordigheid van mr. D.G. Oomkes, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 23 juni 2016.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.