Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[appellante sub 1]
[appellant sub 2] ,
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
. Ik sta al meer dan 20 jaar ingeschreven op dit adres bij het GBA van de Gemeente Haarlem en ik woon hier daadwerkelijk 5 jaar. En wel om de navolgende redenen: Ik ben het huis aan het opknappen, o.a. badkamer, keuken, afrastering van het erf, serre e.d. U begrijpt dat dit veel geld en arbeidskracht kost. Ik wil daar graag in de toekomst de vruchten van plukken. Ook omdat mijn moeder al 87 jaar is. Ik ben mantelzorger van mijn moeder en ik wil hier nu ook blijven. (…)”
“(…) De heer [appellant sub 2] en zijn moeder voeren een duurzame en gemeenschappelijke huishouding. Dit is het criterium dat geldt bij de beoordeling van een rechter of medehuurderschap moet worden toegestaan. [...] Ik verzoek u mij vóór vrijdag 8 november 12.00 uur te berichten of Staatsbosbeheer haar standpunt met betrekking tot het medehuurderschap van de heer [appellant sub 2] handhaaft. Verneem ik niets dan ga ik er vanuit dat Staatbosbeheer er de voorkeur aan geeft om de zaak aan de rechter voor te leggen. Ik zal dan zonder verdere kennisgeving een dagvaarding uit laten brengen. (…)”
3.Beoordeling
grief 1betoogt [appellanten] dat [appellant sub 2] en [appellante sub 1] (in het gehuurde) een duurzame gemeenschappelijke huishouding hebben als bedoeld in art. 7:267 BW. Het hof oordeelt als volgt.
Kamerstukken II1978/79, 14 249, nr. 6, p. 10). De duurzaamheid van de gemeenschappelijke huishouding wordt bepaald door objectieve factoren zoals de duur die de gemeenschappelijke huishouding reeds kent en subjectieve factoren zoals de bedoeling van de betrokkenen. Het staat de rechter vrij te onderzoeken hoe die bedoeling zich in de verschillende fasen van de samenwoning heeft ontwikkeld. In dit geval is sprake van een gestelde duurzame gemeenschappelijke huishouding tussen een meerderjarig, zelfstandig geworden, kind en zijn moeder. Slechts onder bijzondere omstandigheden kan een samenleven van kind en ouder dan worden aangemerkt als een blijvende samenwoning met een gemeenschappelijke huishouding.
grief 2komt [appellanten] op tegen de overweging van de kanontrechter dat [appellant sub 2] heeft geprobeerd [appellante sub 1] in een zorginstelling te plaatsen en dat dit niet gelukt is. [appellanten] heeft bij deze grief echter geen belang omdat het slagen daarvan niet tot een ander oordeel kan leiden.