3.1.1.[appellant sub 1] is reeds lange tijd actief in de maritieme sector. Hij is aandeelhouder van Sapienti. Turboned Holding B.V. (verder: Turboned) hield zich bezig met onderhoud en reparatie van turbochargers, ook wel uitlaatgasturbogeneratoren, voor gebruik in met name de scheepvaart-, energiecentrale- en spoorwegindustrie. [appellant sub 1] is vanaf 7 januari 1997 adviseur geweest van Turboned. Van 5 juli 2001 tot 28 juli 2009 is [appellant sub 1] (al dan niet indirect via een van zijn persoonlijke vennootschappen) statutair directeur en, samen met [A] (verder: [A] ), eveneens al dan niet indirect, houder van alle aandelen van Turboned geweest. [appellant sub 1] en [A] hebben op 28 juli 2009 hun aandelen in Turboned verkocht aan Turboned Group B.V. (verder: Turboned Group). [appellant sub 1] is lid geworden van de Raad van commissarissen van Turboned Group. [geïntimeerde] is vanaf 15 oktober 2009 (middellijk) statutair directeur van Turboned Group.
3.1.3.Turboned en Turboned Group hebben op 23 november 2012 bij de rechtbank Rotterdam een verzoekschrift tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor (verder: het verzoekschrift) ingediend ten laste van [appellant sub 1] en Sapienti. Het verzoek is bij beschikking van 13 maart 2013 toegewezen en het voorlopig getuigenverhoor heeft inmiddels plaatsgevonden. Het verzoekschrift hield onder meer in:
1.Verzoekers zijn voornemens een schadevordering jegens Gerekwestreerden in te stellen op basis van toerekenbare tekortkomingen in de nakoming van een koopovereenkomst (art. 6:74 BW) en op basis van onrechtmatige daad (art. 6:162 juncto 2:9 BW).
2. Ter vaststelling van de omvang van de tekortkomingen en onrechtmatige gedragingen van Gerekwestreerden en ter verbetering van de bewijspositie van Verzoekers, verzoeken zij uw rechtbank hierbij een voorlopig getuigenverhoor te gelasten. (…)
18. Het geschil waarop dit verzoekschrift ziet spitst zich toe op de informatie die door Verkopershof: onder meer Sapienti)
aan Turboned Group B.V. en het nieuwe bestuur van de vennootschap is verstrekt in aanloop naar de Overname.
19. Verzoekers verwijten Gerekwestreerden dat zij hun wettelijke en contractuele mededelingsverplichtingen niet zijn nagekomen en dat zij essentiële kennis omtrent de Vennootschap, die ertoe had geleid dat de Overname niet of tegen een lagere prijs tot stand zou zijn gekomen, niet met Turboned Group BV hebben gedeeld.
20. Turboned Group B.V. verwijt [appellant sub 1] daarnaast zijn taak als commissaris van Turboned Group B.V. onbehoorlijk te hebben uitgevoerd omdat hij essentiële informatie – waarover hij beschikte uit hoofde van zijn vroegere hoedanigheid als directeur en aandeelhouder van de Vennootschap – niet met zijn medecommissarissen en/of het bestuur van Turboned Group B.V. heeft gedeeld.
(..)
27. Nadat het nieuwe bestuur van de Vennootschap vaststelde dat Vennootschap niet de capaciteit in zich herbergt (noch heeft geherbergd) om haar producten door middel van reversed engineering vorm te geven is ervoor gekozen een forensisch feitenonderzoek te laten verrichten. Het forensisch feitenonderzoek is uitgevoerd door het gespecialiseerde forensisch onderzoeksbureau SBV Forensics B.V. (“SBV”) en concentreerde zich op de wijze waarop de bedrijfsvoering van de Vennootschap voorheen was ingericht.
28. Eén van de conclusies van SBV luidt dat de omzet van de vennootschap niet – zoals voor de Overname door Verkopers gesteld – werd gerealiseerd door het demonteren, reproduceren en opnieuw in de markt zetten van producten van derden, maar dat de Vennootschap omzet realiseerde door het tegen betaling verkrijgen van (ontvreemde) bedrijfsgeheime productietekeningen en onderdelen van concurrenten. Deze gang van zaken zou door [appellant sub 1] boekhoudkundig maar ook op andere wijze zijn verhuld tijdens de due diligence onderzoeken die voor de Overname zijn uitgevoerd.
29. SBV concludeerde daarnaast dat er vanuit de Vennootschap sprake was van meerdere naar [A] leidende geldstromen die niet marktconform waren en tot gevolg hadden dat de Vennootschap structureel teveel voor de door haar ingekochte goederen betaalde. Over deze geldstromen is Turboned Group B.V. door Verkopers – en dus ook door [appellant sub 1] – niet geïnformeerd. Het beeld dat inmiddels is ontstaan duidt er echter wel op dat [appellant sub 1] als financieel directeur overal van op de hoogte was. Dit beeld is door (oud) werknemers van de vennootschap als zodanig bevestigd en ook [A] heeft dit onder ede bevestigd tijdens een voorlopig getuigenverhoor dat op 11 mei 2012 ten laste van hem plaatsvond.
30. Inmiddels is tevens duidelijk geworden dat [appellant sub 1] – in de periode na de vendor due diligence en vóór de Overname – door Allied Patents B.V. een octrooionderzoek heeft laten uitvoeren, waarbij is gekeken naar octrooien van concurrent ABB en hiermee verband houdende risico’s voor de productenlijn van de Vennootschap. Turboned Group B.V. en het nieuwe bestuur van de vennootschap zijn over het onderzoek en de resultaten daarvan niet door verkopers geïnformeerd, ondanks dat een substantieel gedeelte van de omzet van de vennootschap gerelateerd is aan ABB producten.
31. In juni 2012 nadat ABB uit hoofde van octrooi-inbreuk reeds tweemaal, op 15 september 2011 en 13 juni 2012, bewijsbeslag onder (dochtervennootschappen van) de Vennootschap had gelegd kwam het onderzoek van Allied Patents B.V. per toeval boven tafel. Hieruit komt duidelijk naar voren dat Verkopers reeds voor de Overname wisten dat informatie die in het kader van de vendor due diligence was verstrekt op een essentieel punt onjuist, misleidend en onvolledig was. Kennelijk moeten Verkopers hebben beseft dat de resultaten een verlagend effect op de koopprijs van de Vennootschap zouden hebben gehad en wellicht tot het afblazen van de Overname konden leiden.
(…)
D. Voorlopig getuigenverhoor
33. Verzoekers wensen door middel van het verzochte voorlopige getuigenverhoor onder andere duidelijkheid te verkrijgen over (i) de kennis die [appellant sub 1] van de hierboven genoemde gang van zaken had, (ii) de rol die [appellant sub 1] als oud-bestuurder, oud-aandeelhouder en (inmiddels voormalig) commissaris van de Vennootschap hierbij heeft gespeeld, (iii) de wijze waarop de verkrijging van productietekeningen in de administratie van de Vennootschap is verwerkt, en (iv) de wijze waarop [appellant sub 1] het vendor due diligence en het octrooionderzoek heeft opgezet.’