Bij de echtscheidingsbeschikking is het geschil tussen partijen met betrekking tot de bruidsgave aangehouden in afwachting van juridisch advies door het Internationaal Juridisch Instituut (IJI).
Op 22 oktober 2014 heeft het IJI advies gegeven inzake de vragen:
Het IJI heeft de gestelde vragen als volgt beantwoord – verkort weergegeven:
Vraag 1:De huwelijksontbinding in het Islamitische recht kent drie verschijningsvormen. Dit zijn de verstoting (talaq), de gerechtelijke echtscheiding (tafriq) en de [voor de onderhavige zaak niet relevante] ontbinding met wederzijdse instemming (khul).
Onder verstoting is te verstaan een huwelijksontbinding op grond van de discretionaire bevoegdheid van de man het huwelijkscontract door een eenzijdige verklaring te ontbinden. Aan deze wijze van ontbinden zijn voorschriften verbonden. De talaq is de verstoting, als uiting van zijn eenzijdige wil, van de vrouw door de man.
De gerechtelijke echtscheiding is de ontbinding van het huwelijk door de rechter. Meestal geschiedt deze op verzoek van de vrouw. De gronden van deze echtscheiding zijn limitatief in de wet opgenomen, waaronder het niet voorzien in het levensonderhoud van de vrouw en onverdraaglijke samenwoning.
Een groot aantal onderwerpen van het familierecht worden beheerst door de regels van de [in het Engels] Personal Status Law van 1959. De bepalingen inzake verstoting zijn opgenomen in artikel 34 tot en met 39 van de Personal Status Law. De gerechtelijke echtscheiding is opgenomen in artikel 40 tot en met 43 van de Personal Status Law. Wanneer de gang van zaken in de onderhavige zaak wordt vergeleken met de verstoting en de gerechtelijke ontbinding in Irak, dan komt het ons voor dat aansluiting moet worden gezocht bij de gerechtelijke echtscheiding [tafriq] in het Iraakse recht, en wel een echtscheiding op verzoek van de man met als grond de onmogelijkheid om samen te leven op de voet van artikel 40 sub 1 van de Personal Status Law.
Vraag 2:De bruidsgave waar in het onderhavige geval sprake van is, is een bruidsgave waarvan een gedeelte afhankelijk wordt gesteld van echtscheiding. In deze zaak gaat het om een bruidsgave in twee delen: een deel wordt uitgekeerd bij de huwelijksvoltrekking en een deel bij de ontbinding van het huwelijk. Dit tweede deel, de zogenaamde uitgestelde bruidsgave, wordt opeisbaar op een later moment, zijnde uiterlijk het moment waarop het huwelijk door echtscheiding wordt ontbonden. Op de bruidsgave zijn de artikelen 19 tot en met 22 van de Personal Status Law van toepassing. In Irak voorziet een decreet van 1999 (Resolution no 127 (hierna: resolutie nummer 127)) erin dat de uitgestelde bruidsgave in geval van een huwelijksontbinding wordt omgezet in de waarde in goud met als peilmoment de datum van de huwelijksacte.
Zowel door Welchman [auteur van ‘Women and Muslim Family Laws in Arab States’ (2007)] als in de vertaling van de Personal Status Law door de American Bar Association wordt het woord ‘divorce’ gebruikt bij de artikelen betreffende talaq. Bij de artikelen betreffende tafriq wordt het woord ‘separation’ gebruikt. Wij hebben in de geraadpleegde literatuur verder geen aanwijzing gevonden dat de waardering in goud alleen in geval van een talaq plaatsvindt, en niet bij de tafriq. Op dit punt kunnen wij geen uitsluitsel geven. Des verzocht kunnen wij in een nader onderzoek een deskundige in het Iraakse recht betrekken.