In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 6 juli 2015 was gewezen. De verdachte, geboren in 1989, werd beschuldigd van het rijden zonder rijbewijs op 7 december 2014 te Amsterdam. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd, omdat dit slechts een aantekening bevatte en niet voldeed aan de vereisten van een vonnis. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte inderdaad zonder geldig rijbewijs heeft gereden, wat in strijd is met artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlasteleggingen die niet bewezen konden worden.
De strafbaarheid van de verdachte werd niet uitgesloten, en het hof oordeelde dat de verdachte strafbaar was voor de overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994. De kantonrechter had de verdachte eerder veroordeeld tot één week voorwaardelijke hechtenis en een geldboete van 400 euro. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal dezelfde straffen gevorderd. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke overtredingen. Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke hechtenis van twee jaren en een geldboete van 400 euro, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling.