ECLI:NL:GHAMS:2016:2500

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 juni 2016
Publicatiedatum
30 juni 2016
Zaaknummer
200.172.546/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtsgeldigheid van een arbeidsovereenkomst versus opdrachtovereenkomst in het kader van arbitrage

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtsgeldigheid van de overeenkomst tussen [appellant] en Disaronno International B.V. De appellant, die werkzaam was als Regional Director, stelde dat hij op basis van een arbeidsovereenkomst voor Disaronno had gewerkt. Disaronno betwistte dit en voerde aan dat de overeenkomst een opdrachtovereenkomst betrof, en dat de kantonrechter zich onbevoegd had verklaard om de zaak te behandelen vanwege een arbitraal beding in de overeenkomst. De appellant was in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter, die had geoordeeld dat de zaak niet door de civiele rechter kon worden behandeld vanwege het arbitraal beding.

Het hof heeft de argumenten van de appellant en Disaronno beoordeeld. De appellant voerde aan dat de juridische kwalificatie van de overeenkomst niet ter vrije beoordeling van partijen staat, maar bij uitsluiting aan de civiele rechter voorbehouden is. Het hof oordeelde echter dat arbeidsrechtelijke geschillen vatbaar zijn voor arbitrage en dat de kantonrechter terecht had geoordeeld dat hij zich onbevoegd moest verklaren. De appellant had geen overtuigende argumenten aangedragen die de stelling van Disaronno konden weerleggen.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd en de appellant veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep. Dit arrest benadrukt de grenzen van de bevoegdheid van de civiele rechter in gevallen waar een arbitraal beding van toepassing is, en bevestigt dat de kwalificatie van de overeenkomst en daarmee samenhangende vorderingen onderhevig zijn aan arbitrage.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.172.546/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 3561917 CV EXPL 14-30894
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 28 juni 2016
inzake
[appellant],
wonend te [woonplaats], [land],
appellant,
advocaat: mr. M. Meijjer te Amsterdam,
tegen
DISARONNO INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. W.M. Hes te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en Disaronno genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 1 juni 2015 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter), van 2 maart 2015, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen hem als eiser en Disaronno als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven;
- memorie van antwoord, met producties.
Daarna is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en gevorderd - uitvoerbaar bij voorraad –
A: Voor recht te verklaren dat appellant voor geïntimeerde werkzaam was op basis van een arbeidsovereenkomst;
B: primair:
1: voor recht te verklaren dat het ontslag van appellant door geïntimeerde kennelijk
onredelijk is vanwege een valse of voorgewende reden;
2: de dienstbetrekking op grond van artikel 7:682 BW te herstellen per 1 februari
2014, althans per 1 mei 2014, althans per een in goede justitie te bepalen datum, op straffe van een dwangsom.
3: indien de arbeidsovereenkomst wordt hersteld:
a: per 1 februari 2014 geïntimeerde te veroordelen om aan appellant vanaf die
datum te betalen het salaris ad $ 12.083,33 bruto per maand te vermeerderen met
de gemiddelde bonus per maand ad $ 2.500, te vermeerderen met de wettelijke
verhoging en te verminderen met $ 36.250.
b: per 1 mei 2014 geïntimeerde te veroordelen om aan appellant vanaf die
datum te betalen het salaris ad $ 12.083,33 bruto per maand te vermeerderen met
de gemiddelde bonus per maand ad $ 2.500, te vermeerderen met de wettelijke
verhoging.
C: per een latere datum geïntimeerde te veroordelen om aan appellant vanwege
gederfde inkomsten te betalen een bedrag gelijk aan een bedrag van $ 12.083,33
per maand te vermeerderen met $ 2.500 inzake de gemiddelde bonus per maand,
te berekenen vanaf 1 mei 2014 tot aan de datum van herstel van de
arbeidsovereenkomst.
Subsidiair:
1: voor recht te verklaren dat het ontslag onregelmatig is.
2: geïntimeerde te veroordelen om aan appellant te betalen schadevergoeding op
grond van artikel 7:680 BW ad $ 51.250 althans een in goede justitie te bepalen schadevergoeding,
in alle gevallen met veroordeling van geïntimeerde in de proceskosten in eerste aanleg en hoger beroep, met nakosten en wettelijke rente.
Disaronno heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van [appellant] in, zo begrijpt het hof, de kosten van het geding in hoger beroep.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 1.1 tot en met, het hof leest, 1.4 de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Het gaat in deze zaak om het volgende.
2.1
Disaronno is een groothandel in alcoholische dranken. [appellant] heeft vanaf 10 december 2010 voor Disaronno gewerkt in de functie van Regional Director North/America/Caribbean & Global Duty Free. Disaronno heeft de overeenkomst met [appellant] met ingang van 31 januari 2014 beëindigd.
2.2
[appellant] heeft bij dagvaarding in eerste aanleg gesteld dat hij voor Disaronno werkzaam is geweest krachtens een arbeidsovereenkomst.
2.3
De schriftelijke overeenkomst die [appellant] met Disaronno heeft gesloten bepaalt, voor zover thans voor de beoordeling van belang:
(…)
14
Disputes
This agreement shall be governed solely by Dutch law, to express exclusion of the legislation of all other European countries and American states, even if provisions of Dutch private international law refer to such other legislation.
Any dispute deriving from or relating to this Agreement or any other agreement resulting therefrom shall be referred solely to arbitration, to the exclusion of the courts of all other European countries and American states, in accordance with the Arbitration Regulations of the Dutch Arbitration Institute (Nederlands Arbitrage Instituut).
(…)

3.Beoordeling

3.1
[appellant] heeft in eerste aanleg een met de in hoger beroep vergelijkbare vordering ingesteld. Disaronno heeft voor alle weren een beroep gedaan op het arbitraal beding en geconcludeerd dat de kantonrechter zich onbevoegd zal verklaren. De kantonrechter heeft het verweer van Disaronno gehonoreerd en zich onbevoegd verklaard van de vorderingen kennis te nemen.
3.2
[appellant] bestrijdt dit vonnis met één grief. Deze grief komt neer op het volgende. De juridische kwalificatie van de tussen partijen gesloten overeenkomst staat niet ter vrije beoordeling van partijen, maar is bij uitsluiting aan de civiele rechter voorbehouden. Artikel 1020 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.) bepaalt dat de overeenkomst van arbitrage niet mag leiden tot vaststelling van rechtsgevolgen die niet ter vrije bepaling van partijen staan. De vraag of de onderhavige relatie een arbeidsovereenkomst of een opdrachtovereenkomst is kan van belang zijn voor derden, aldus [appellant] De kantonrechter heeft zich daarom ten onrechte onbevoegd verklaard.
3.3
Disaronno heeft de grief bestreden.
3.4
Het hof oordeelt als volgt. De kantonrechter heeft overwogen, en [appellant] heeft ook onderkend, dat arbeidsrechtelijke zaken vatbaar zijn voor arbitrage. Meer in het bijzonder is in de rechtspraak aan de orde geweest de vraag of een arbitraal beding in de weg staat aan het bij de civiele rechter verzoeken arbeidsovereenkomst te ontbinden. De Hoge Raad heeft bij arrest van 14 december 1973 (NJ 1974, 92) dienaangaande overwogen:
“dat dit middel berust op de stelling, dat een geschil over de ontbinding van een arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen als voorzien bij art. 1639w BW niet is een der in art. 620 Rv. bedoelde geschillen omtrent de rechten waarover de pp. de vrije beschikking hebben;
dat geen grond bestaat om een tussen de pp. bij een arbeidsovereenkomst rijzend geschil over de beëindiging van de dienstbetrekking niet te rekenen tot de geschillen over ter vrije beschikking van die pp. staande rechten in de zin van art. 620 voornoemd, tenzij zulk een grond voortvloeit uit de wet of de aard van het geschil;
dat dit met betrekking tot een geschil over een door een der pp. verlangde ontbinding van de arbeidsovereenkomst om een volgens die partij gewichtige reden — afgezien van hetgeen in het tweede middel wordt betoogd — niet het geval is.”
3.5
Indien een geschil over de ontbinding van een arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen - welke ontbinding ook van belang kan zijn voor derden - ter vrije beschikking staat van partijen, in de zin van art. 1020 Rv., valt niet in te zien dat zulks niet ook het geval is ten aanzien van de kwalificatie van de overeenkomst en daarmee samenhangende vorderingen. Jurisprudentie noch wetsgeschiedenis bieden een aanwijzing voor de juistheid van het standpunt van [appellant]. De grief faalt.
3.6
Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. [appellant] zal als in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in appel.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Disaronno begroot op € 711,- aan verschotten en € 894,- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.C. Boot, S.F. Schütz en D. Kingma en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2016.