ECLI:NL:GHAMS:2016:2500
Gerechtshof Amsterdam
Beoordeling van de rechtsgeldigheid van een arbeidsovereenkomst versus opdrachtovereenkomst in het kader van arbitrage
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtsgeldigheid van de overeenkomst tussen [appellant] en Disaronno International B.V. De appellant, die werkzaam was als Regional Director, stelde dat hij op basis van een arbeidsovereenkomst voor Disaronno had gewerkt. Disaronno betwistte dit en voerde aan dat de overeenkomst een opdrachtovereenkomst betrof, en dat de kantonrechter zich onbevoegd had verklaard om de zaak te behandelen vanwege een arbitraal beding in de overeenkomst. De appellant was in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter, die had geoordeeld dat de zaak niet door de civiele rechter kon worden behandeld vanwege het arbitraal beding.
Het hof heeft de argumenten van de appellant en Disaronno beoordeeld. De appellant voerde aan dat de juridische kwalificatie van de overeenkomst niet ter vrije beoordeling van partijen staat, maar bij uitsluiting aan de civiele rechter voorbehouden is. Het hof oordeelde echter dat arbeidsrechtelijke geschillen vatbaar zijn voor arbitrage en dat de kantonrechter terecht had geoordeeld dat hij zich onbevoegd moest verklaren. De appellant had geen overtuigende argumenten aangedragen die de stelling van Disaronno konden weerleggen.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd en de appellant veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep. Dit arrest benadrukt de grenzen van de bevoegdheid van de civiele rechter in gevallen waar een arbitraal beding van toepassing is, en bevestigt dat de kwalificatie van de overeenkomst en daarmee samenhangende vorderingen onderhevig zijn aan arbitrage.