Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[appellant sub 1] ,
[appellante sub 2],
1.Het verloop van het geding in hoger beroep
2.De feiten
3.De beoordeling
grief Ibetogen dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat uitsluitend [appellant sub 1] uit eigen wetenschap kan verklaren dat een ‘huurprijs’ van € 500,= per maand is overeengekomen, mist hun betoog feitelijke grondslag. Uit geen van de verklaringen van de overige getuigen valt af te leiden dat een van hen aanwezig is geweest bij de totstandkoming van de (beweerdelijk) gemaakte afspraak op dit punt tussen [appellant sub 1] en [geïntimeerde] . Voor zover [appellanten] met
grief IIbetogen dat in elk geval ten aanzien van de getuige [appellante sub 2] iets anders geldt, kan dit betoog dus niet slagen. [appellante sub 2] heeft niet verklaard dat zij aanwezig is geweest bij de totstandkoming van de (beweerdelijk) gemaakte afspraak, maar juist verklaard dat zij er zelf niet bij was toen [appellant sub 1] die afspraak met [geïntimeerde] maakte, terwijl in de toelichting op deze grief ook (enkel) wordt gesteld dat [appellant sub 1] overleg heeft gehad met [appellante sub 2] over deze afspraak alvorens deze werd gemaakt met [geïntimeerde] , wat strookt met wat [appellante sub 2] daaromtrent heeft verklaard. Uit de verklaring van de getuige [A] kan, anders dan [appellanten] met
grief IIIbetogen, evenmin worden afgeleid dat een huurovereenkomst dan wel gebruiksovereenkomst tussen partijen tot stand is gekomen met de door [appellanten] gestelde inhoud. Uit de vraag van [appellant sub 1] aan [geïntimeerde] “wanneer hij ging betalen” en het antwoord van [geïntimeerde] “die 500 euro komt wel”, kan niet worden afgeleid dat een dergelijke overeenkomst op dat moment tussen partijen bestond, omdat [geïntimeerde] dat heeft betwist en aan een dergelijke vraag en een dergelijk antwoord ook tal van andere feiten ten grondslag kunnen liggen. Voor zover [appellanten] ten slotte met
grief IVbetogen dat de kantonrechter ten onrechte de verklaring van de getuige [B] niet bij de beoordeling heeft betrokken, faalt ook dit betoog, omdat deze getuige uitsluitend iets heeft verklaard omtrent huur die door [geïntimeerde] volgens haar zeggen moest worden betaald voor de stalling van de caravan, en dus niets heeft verklaard omtrent de beweerdelijk bestaande verplichting tot betaling van huur of van een gebruiksvergoeding waarover het in de onderhavige procedure (nog) gaat.