In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 30 november 2015 was gewezen. De verdachte, geboren in 1997, werd beschuldigd van het rijden zonder rijbewijs op 28 november 2013 te Amstelveen. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd, omdat dit slechts een aantekening was en niet voldeed aan de vereisten van een vonnis. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, namelijk het besturen van een snorfiets zonder dat hij in het bezit was van een geldig rijbewijs voor de betreffende categorie. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlasteleggingen die niet bewezen konden worden.
De strafbaarheid van de verdachte werd niet uitgesloten door enige omstandigheid, en het hof oordeelde dat het bewezen verklaarde feit een overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 opleverde. De kantonrechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van € 130,- of 2 dagen jeugddetentie. In hoger beroep vorderde de advocaat-generaal een lagere geldboete van € 50,- of 1 dag jeugddetentie. Het hof oordeelde dat de verdachte een onverantwoord risico had genomen door zonder rijbewijs te rijden, vooral gezien de mogelijke gevolgen bij een ongeval.
Uiteindelijk legde het hof een geldboete van € 50,- op, met de voorwaarde dat deze niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam en is openbaar uitgesproken op 19 mei 2016.