In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 30 november 2015 was gewezen. De verdachte, geboren in 1997, werd beschuldigd van het rijden zonder rijbewijs op 5 februari 2014 te Amstelveen. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. De tenlastelegging was dat de verdachte als bestuurder van een snorfiets op de Sportlaan had gereden zonder dat hij een rijbewijs had dat hem daartoe bevoegd maakte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft geacht, met inachtneming van de relevante wetgeving, waaronder artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994.
Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd, omdat dit slechts een aantekening was en niet voldeed aan de eisen van een vonnis. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden. De strafbaarheid van de verdachte werd bevestigd, en het hof legde een geldboete op van € 50,- en 1 dag jeugddetentie, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling. Het hof overwoog dat de verdachte door het besturen van een snorfiets zonder rijbewijs een onverantwoord risico had genomen, vooral gezien de mogelijkheid van onverzekerd rijden bij een ongeval. De beslissing van het hof werd genomen na zorgvuldige afweging van de omstandigheden en de persoon van de verdachte.