ECLI:NL:GHAMS:2016:2416

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 juni 2016
Publicatiedatum
24 juni 2016
Zaaknummer
23-000383-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met aanpassing van de opgelegde taakstraf in een strafzaak van bedreiging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 21 januari 2016 was gewezen. De verdachte, geboren in 1995, was eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren. De advocaat-generaal had in hoger beroep een vergelijkbare straf gevorderd, maar het hof oordeelde dat de opgelegde taakstraf onvoldoende recht deed aan de ernst van de bedreiging die de verdachte had geuit. De verdachte had de aangever bedreigd met woorden en had daarbij een voorwerp getoond dat op een vuurwapen leek, wat angst veroorzaakte bij de aangever en een getuige. Het hof oordeelde dat de verdachte in het openbaar een dergelijk voorwerp bij zich droeg en dit als dreigmiddel gebruikte, wat bijdroeg aan een gevoel van onveiligheid in de samenleving. Het hof heeft de opgelegde taakstraf vernietigd en in plaats daarvan een deels voorwaardelijke taakstraf van 60 uren opgelegd, met een subsidiaire hechtenis van 30 dagen, en een proeftijd van 2 jaren. Het hof bevestigde het vonnis voor het overige, met inachtneming van de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

parketnummer: 23-000383-16
datum uitspraak: 2 juni 2016
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 21 januari 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13‑014278-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
19 mei 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de opgelegde taakstraf – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat het hof artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht toevoegt aan de toegepaste wetsartikelen.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, waarvan voorwaardelijk 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Door aangever met de bewezenverklaarde woorden te bedreigen en deze bedreiging kracht bij te zetten door een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen, heeft de verdachte zowel de aangever als zijn vriend, die getuige was van de bedreiging, angst aangejaagd en bijgedragen aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Het hof rekent de verdachte in het bijzonder aan dat hij in het openbaar een op een vuurwapen gelijkend voorwerp bij zich droeg en er niet voor terugdeinsde dit als dreigmiddel te gebruiken. Een geheel voorwaardelijke taakstraf, zoals door de politierechter opgelegd, doet onvoldoende recht aan de ernst van het feit. Gelet evenwel op het tijdverloop sinds het feit en de omstandigheid dat verdachte nadien alleen voor overtreding van artikel 424 Wetboek van strafrecht tot een geldboete is veroordeeld, acht het hof alles afwegende, een deels voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde taakstraf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.A.M. de Wit, mr. P.F.E. Geerlings en mr. M.L. Leenaers, in tegenwoordigheid van mr. S. Ourahma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 2 juni 2016.
Mr. J.A.M. de Wit is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.