Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.HEINEKEN NEDERLAND B.V.,
2.AWHORECA ADVIESGROEP B.V.,
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
grief 1betoogt Palladium dat de kantonrechter onder 1.11 ten onrechte is voorbijgegaan aan de door de kantonrechter op 27 juli en 25 augustus 2015 gegeven reacties op het aldaar vermelde verzoek van Palladium. Deze grief is in zoverre niet terecht, dat de kantonrechter onder 1.12 de brief van 25 augustus 2015 uitgebreid heeft weergegeven, zij het met een andere datum (die van binnenkomst bij Palladium). Het hof zal de feiten aanvullen met de inhoud van de reactie van de kantonrechter van 27 juli 2015. Voor het overige zijn de opgesomde feiten niet in geschil en die dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Waar nodig aangevuld met andere feiten die volgen uit niet weersproken stellingen van partijen, zijn die feiten de volgende.
3.Beoordeling
grief 2klaagt Palladium dat de kantonrechter, aldus oordelende, een “volledig onjuiste toets” heeft aangelegd. Het hof is dat niet met Palladium eens. De beschikking van 10 april 2015 is onherroepelijk geworden, niet, zoals Palladium in de toelichting op deze grief aanvoert, doordat daartegen geen hoger beroep open stond, maar doordat Palladium de beroepstermijn ongebruikt heeft laten verstrijken. De beschikking heeft daardoor bindende kracht gekregen, waaraan niet lichtvaardig kan worden getornd en waaraan ook niet kan worden getornd op grond van feiten en omstandigheden die al bekend waren toen de appeltermijn nog liep. Dat laatste laat overigens onverlet dat die al eerder bekende feiten wel in aanmerking kunnen worden genomen indien na het verstrijken van de appeltermijn bekend geworden feiten werken als de spreekwoordelijke druppel die de emmer doet overlopen.
grieven 4 tot en met 8lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Zij zien alle op de wijze waarop de kantonrechter heeft onderzocht of Palladium een gerechtvaardigd belang heeft bij beëindiging van de opdracht aan [Y] . Palladium benadrukt dat door een aantal in onderling verband en samenhang te beschouwen feiten en omstandigheden bij haar de schijn is gewekt dat de deskundige [Y] partijdig, althans niet onpartijdig is: tijdens de eerste bespreking gingen de deskundige en de vertegenwoordigers van Heineken amicaal met elkaar om, de deskundige liet het aan de advocaat van Heineken over om dat gesprek te leiden, vervolgens bleek dat de deskundige in het verleden meermaals opdrachten voor Heineken heeft uitgevoerd, wat hij voorafgaand aan zijn benoeming tegenover de kantonrechter heeft verzwegen en bovendien bleek dat een andere medewerker van AWHoreca, die de deskundige vaak assisteert bij zijn onderzoeken, in het verleden langdurig bij Heineken heeft gewerkt.
Grief 9mist daarom belang.
Grief 10betreft de proceskosten. Nu uit het voorgaande voortvloeit dat de vorderingen van Palladium terecht zijn afgewezen, heeft ook deze grief geen succes.