Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
derde grief in het principaal appelstelt [appellant] dat de verhouding tussen partijen niet zodanig verstoord was dat Rochdale een spoedeisend belang had bij de gevorderde ontruiming.
grieven 1 en 2 in het principaal appelbetoogt [appellant] dat hij niet tekortgeschoten is in zijn verplichtingen jegens Rochdale. Hij stelt dat hij sinds 2004 meerdere malen bij Rochdale en de politie melding heeft gemaakt van door hem ervaren overlast van zijn buren op huisnummers [huisnummer 1] en [huisnummer 2] en van hangjongeren rond zijn appartement. Hoewel Rochdale de overlast die [appellant] heeft ervaren erkent, heeft zij hierop niet adequaat gereageerd en heeft zij zelfs op enig moment geweigerd de klachten van [appellant] in behandeling te nemen (zie 2.1.7). Volgens [appellant] is Rochdale dan ook tekortgeschoten in haar verplichtingen jegens [appellant] , niet andersom. [appellant] erkent dat hij uit frustratie over het voorgaande wel eens op luide toon en in niet mis te verstane bewoordingen zijn onvrede heeft geuit tegen medewerkers van Rochdale, maar hij betwist dat hij zich ooit agressief heeft opgesteld of heeft gedreigd, beledigd of racistische opmerkingen heeft gemaakt. Op 7 november 2014 is [appellant] naar het kantoor van Rochdale gegaan om een klacht in te dienen over hangjongeren van wie hij de nacht daarvoor overlast had ondervonden. Rochdale heeft hem toen de deur gewezen en gezegd dat hij, gelet op het contactverbod (zie 2.1.9), niet meer langs mocht komen en zijn klacht maar schriftelijk moest indienen. [appellant] was juist ondanks het contactverbod naar het kantoor van Rochdale gegaan omdat Rochdale niet reageerde op zijn schriftelijke klachten. Bij thuiskomst werd [appellant] door bedoelde hangjongeren in zijn rug getrapt, hetgeen voor [appellant] reden was om een tweede keer naar het kantoor van Rochdale te gaan. Daarbij heeft hij, enkel op verzoek van [F] , het (zak)mes getoond dat hij bij zich droeg. Daarmee wilde hij alleen maar duidelijk maken dat hij zich onveilig voelt en zich (daardoor) gedwongen voelt om een mes en een luchtdrukpistool in zijn bezit te hebben. [appellant] vindt het spijtig dat zijn optreden verkeerd is overgekomen bij Rochdale. [appellant] vermoedt evenwel dat sprake is van kwade opzet bij Rochdale. Volgens [appellant] wilde Rochdale van hem af en heeft zij daarom op basis van de leugenachtige verklaring van [F] de ontruiming van het gehuurde gevorderd..
grief 4 in het principaal appelheeft [appellant] aangevoerd dat de ontruiming van het gehuurde disproportioneel is. Volgens [appellant] is zijn belang bij het behoud van zijn woning vele malen groter dan het belang van Rochdale bij ontruiming. [appellant] heeft in dit verband aangevoerd dat hij lijdt aan fibromyalgie, reuma, CVS, migraine, tinnitus (oorsuizen) en andere lichamelijke en psychische kwalen, waarvoor hij onder behandeling is. [appellant] heeft ter onderbouwing hiervan een verklaring van zijn huisarts dr. [J] overgelegd waarin staat dat [appellant] lijdt aan ernstige vermoeidheidsklachten, dat zijn fysieke en psychische belastbaarheid zeer gering is en dat wordt gevreesd voor de gezondheid van [appellant] indien hij wordt ontruimd. Daarnaast heeft [appellant] aangevoerd dat hij door de ontruiming zijn woonduur van elf jaar verliest en dat Rochdale weigert een positieve huurderverklaring af te geven, waardoor hij geen andere sociale huurwoning kan betrekken. Gelet op het voorgaande had de kantonrechter niet tot toewijzing van de gevorderde ontruiming mogen overgaan, aldus [appellant] .
grieven 1 en 2 van het incidenteel appelbetoogd dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat ook Rochdale het verwijt kan worden gemaakt dat zij jarenlang niets heeft gedaan met de door [appellant] gemelde klachten. Volgens Rochdale heeft zij wel degelijk adequaat gereageerd op de klachten van [appellant] zodat geen reden bestond om aan de ontruiming de voorwaarde te verbinden dat Rochdale [appellant] passende woonruimte moest aanbieden. Bovendien bestond daarvoor geen rechtsgrond, aldus Rochdale.