ECLI:NL:GHAMS:2016:2346

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 juni 2016
Publicatiedatum
21 juni 2016
Zaaknummer
23-002394-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eendaadse samenloop van diefstal in vereniging door middel van vals kostuum en medeplegen van oplichting, strafmaat

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor diefstal in vereniging en oplichting, waarbij hij zich voordeed als een medewerker van de Financiële Recherche van het KLPD. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 168 dagen, waarvan 100 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren. De Hoge Raad had het arrest van het gerechtshof van 10 oktober 2013 vernietigd en de zaak terugverwezen naar het hof voor herbeoordeling. Het hof heeft de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van 168 dagen, met een voorwaardelijk deel van 100 dagen en een taakstraf van 240 uren. De verdachte heeft samen met anderen een aanzienlijk geldbedrag van ongeveer 78.350,79 euro weggenomen uit een kluis van een winkelbedrijf door zich voor te doen als politieman. Het hof heeft de ernst van de feiten en de gevolgen voor de benadeelde partij, [bedrijf] Amsterdam-Noord, in overweging genomen. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding is toegewezen tot een bedrag van € 32.489,79, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft ook beslist over het beslag en de verbeurdverklaring van de in beslag genomen goederen. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

parketnummer: 23-002394-15
datum uitspraak: 14 juni 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen – na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 2 juni 2015 – op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 21 december 2011 in de strafzaak onder parketnummer 13-676616-10 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1967,
adres: [adres 1].

Procesgang

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 168 dagen met aftrek van voorarrest waarvan 100 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren onder de algemene voorwaarde en de bijzondere voorwaarden als in het vonnis vervat, en een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis. De rechtbank heeft de op de beslaglijst onder 5, 6, 7, 9 en 10 vermelde goederen verbeurd verklaard, de op de beslaglijst onder 11 en 12 vermelde goederen aan het verkeer onttrokken en de teruggave aan de rechthebbende [bedrijf] Amsterdam-Noord gelast van de op de beslaglijst onder 1, 2, 3, 4, 8, 25, 26, 27 en 28 vermelde goederen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [bedrijf] Amsterdam-Noord toegewezen tot een bedrag van
€ 32.489,79 te vermeerderen met de wettelijke rente, de verdachte veroordeeld in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging, op € 1.200,00 begroot, en de vordering voor het overige afgewezen.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het gerechtshof Amsterdam heeft in hoger beroep bij arrest van 10 oktober 2013 het vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan en de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft het gerechtshof de op de beslaglijst onder 5, 6, 7, 9 en 10 vermelde goederen verbeurd verklaard, de op de beslaglijst onder 11 en 12 vermelde goederen aan het verkeer onttrokken en de teruggave aan [bedrijf] Amsterdam-Noord gelast van de op de beslaglijst onder 1, 2, 3, 4, 8, 25, 26, 27 en 28 vermelde goederen. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij [bedrijf] Amsterdam-Noord toegewezen tot een bedrag van € 32.489,79 te vermeerderen met de wettelijke rente en de verdachte veroordeeld in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging, op € 1.200,00 begroot.
Namens de verdachte is tegen het arrest van het gerechtshof beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 2 juni 2015 het bestreden arrest van het gerechtshof Amsterdam vernietigd doch uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 ten laste gelegde en de strafoplegging, de beslissingen omtrent de vordering van de benadeelde partij [bedrijf] Amsterdam-Noord daaronder begrepen, en de zaak naar het gerechtshof Amsterdam teruggewezen teneinde deze in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen. De Hoge Raad heeft voor het overige het beroep verworpen.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en, na terugwijzing, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 31 mei 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd – voor zover na terugwijzing van de Hoge Raad nog aan het oordeel van het hof onderworpen – dat:
1:
hij op of omstreeks 18 juli 2010 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een kluis heeft weggenomen een of meer geldbedrag(en) (met een totaalbedrag van ongeveer 78.350,79 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (winkelbedrijf) [bedrijf] (filiaal [adres 2]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel en/of vals kostuum;
en/of
hij op of omstreeks 18 juli 2010 te Amsterdam, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (een of meer medewerker(s)/ beveilger(s) van/bij) [bedrijf] heeft/hebben bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedrag(en) (met een totaalbedrag van ongeveer 78.350,79 euro), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- in een telefoongesprek zich voorgedaan als een medewerker van de Financiele Recherche van het KLPD en/of medegedeeld dat hij/zij bezig waren met een witwas- cq fraudeonderzoek bij voornoemde [bedrijf] (vervolgens) aangekondigd dat er een politieman genaamd [naam 1] naar voornoemde [bedrijf] zou komen en/of (vervolgens)
- naar voornoemde [bedrijf] is gegaan in een politie-uniform, voorzien van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of zich aan [naam 2] (beveiliger bij voornoemde [bedrijf]) voorgesteld als brigadier [naam 1] en/of zich gelegitimeerd met een (goedgelijkende) politiepas en/of (vervolgens) een lijst met namen van vestigingdirecteur/leidinggevende(n) van voornoemde [bedrijf] getoond, welke perso(o)n(en) verdacht werd(en) van betrokkenheid van witwassen/fraude en/of (vervolgens) een beveiligingscode getoond en/of gezegd 'Nu je de code ziet, kun je wel begrijpen hoe hoog dit gaat', althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of de naam van de directeur [bedrijf] Nederland genoemd en/of (vervolgens)
- zich naar de kluisruimte begeven en/of gezegd dat hij geld in beslag wilde nemen en/of voornoemde [naam 2] en/of [naam 3] desgevraagd hun kluiscodes hebben ingevoerd en/of (vervolgens)
- een of meer geldlade(s) en/of koker(s), gevuld met contant geld, in plastic kist(en) met politiekenmerk gestopt en/of voornoemde kist(en) verzegeld met politiesticker(s) en/of een bewijs van ontvangst ingevuld en/of aan voornoemde [naam 2] overhandigd, waardoor voornoemde (medewerker(s)/beveiliger(s) van/bij) [bedrijf] werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte en/of (vervolgens)
- in bijzijn van voornoemde [naam 2] en/of [naam 4] (verkoopmedewerker [bedrijf]) een telefoongesprek gevoerd en/of daarin gezegd dat hij, verdachte, zo zou vertrekken naar het hb, althans woorden van gelijke aard of strekking,
waardoor voornoemde medewerker(s) en/of beveiliger(s) van/bij [bedrijf] werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen zal worden vernietigd, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 18 juli 2010 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een kluis heeft weggenomen geldbedragen met een totaalbedrag van 78.350,79 euro, toebehorende aan winkelbedrijf [bedrijf] filiaal [adres 2] waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een vals kostuum
en
hij op 18 juli 2010 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, medewerkers/beveiligers van/bij [bedrijf] heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen met een totaalbedrag van 78.350,79 euro, hebbende verdachte en zijn mededaders met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- in een telefoongesprek zich voorgedaan als een medewerker van de Financiële Recherche van het KLPD en medegedeeld dat zij bezig waren met een witwas- c.q. fraudeonderzoek bij voornoemde [bedrijf] en vervolgens aangekondigd dat er een politieman genaamd [naam 1] naar voornoemde [bedrijf] zou komen en vervolgens
- naar voornoemde [bedrijf] is gegaan in een politie-uniform, voorzien van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en zich aan [naam 2], beveiliger bij voornoemde [bedrijf], voorgesteld als brigadier [naam 1] en zich gelegitimeerd met een goedgelijkende politiepas en een lijst met namen van vestigingdirecteur/leidinggevenden van voornoemde [bedrijf] getoond, welke personen verdacht werden van betrokkenheid van witwassen/fraude en een beveiligingscode getoond en gezegd 'Nu je de code ziet, kun je wel begrijpen hoe hoog dit gaat', en
- zich naar de kluisruimte begeven en gezegd dat hij geld in beslag wilde nemen en voornoemde [naam 2] en [naam 3] desgevraagd hun kluiscodes hebben ingevoerd en
- geldlades en kokers, gevuld met contant geld, in plastic kisten met politiekenmerk gestopt, voornoemde kisten verzegeld met politiestickers en een bewijs van ontvangst ingevuld en aan voornoemde [naam 2] overhandigd, waardoor voornoemde medewerkers/beveiligers van/bij [bedrijf] werden bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Hetgeen onder 1 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een vals kostuum en medeplegen van oplichting.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen en maatregel

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 168 dagen met aftrek waarvan 100 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en onder de algemene voorwaarde en de bijzondere voorwaarden als in het vonnis vervat, en een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis. De rechtbank heeft de op de beslaglijst onder 5, 6, 7, 9 en 10 vermelde goederen verbeurd verklaard, de op de beslaglijst onder 11 en 12 vermelde goederen aan het verkeer onttrokken en de teruggave aan de rechthebbende [bedrijf] Amsterdam-Noord gelast van de op de beslaglijst onder 1, 2, 3, 4, 8, 25, 26, 27 en 28 vermelde goederen.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft bepleit geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die de duur van het voorarrest overstijgt. Hij heeft het hof verzocht bij bepaling van de straf mee te wegen de omstandigheden die hebben geleid tot het handelen van de verdachte, het tijdsverloop en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. In het bijzonder heeft hij het volgende aangevoerd.
De verdachte is niet degene geweest die het onder 1 ten laste gelegde heeft bedacht en in het dossier zijn tal van aanwijzingen dat er meer personen bij dit feit betrokken zijn geweest. [medeverdachte] kwam met het plan om [bedrijf] op te lichten en hij wist ook hoe. Hij had een politie-uniform geregeld en had de code van de kluis. De verdachte durfde zijn medewerking niet te weigeren. Volgens de psycholoog en de psychiater heeft de verdachte op zijn zachtst gezegd ‘geen sterke wil’.
Inmiddels heeft de verdachte weer een full time baan en een woning. Bij oplegging van een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou hij weer ‘terug bij af’ zijn; hij zou zijn baan en woning kwijtraken. Daarnaast is bij het psychiatrisch onderzoek het recidiverisico als laag ingeschat. De verdachte is
first offenderen is ook na het ten laste gelegde niet met politie en Justitie in aanraking gekomen. Gelet op de rol van de verdachte, de gekozen procespositie, zijn persoonlijke omstandigheden en het tijdsverloop zou oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die de duur van het voorarrest zou overstijgen, een disproportionele inbreuk op verdachtes leven opleveren.
De raadsman heeft, in geval het hof voornemens is de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die de duur van de voorlopige hechtenis overstijgt, een voorwaardelijk verzoek gedaan tot het laten opstellen van een reclasseringsrapport om in kaart te brengen welke gevolgen een dergelijke sanctie op het leven van de verdachte zou hebben en in hoeverre thans nog voor recidive dient te worden gevreesd. Daarbij zou ook de mogelijkheid van een taakstraf als alternatief voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf tegen het licht kunnen worden gehouden. Voorts heeft de raadsman het hof gewezen op de mogelijkheid een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met een proeftijd van 3 jaar.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft samen met zijn mededaders [bedrijf] Amsterdam-Noord een groot geldbedrag afhandig gemaakt. Dit is een zeer ernstig feit dat bovendien op zeer doordachte, listige en buitengewoon geraffineerde wijze is voorbereid en gepleegd. De verdachte en zijn mededaders hebben door hun handelen niet alleen [bedrijf] Amsterdam-Noord financieel benadeeld, maar ook veel onrust teweeg gebracht bij de aldaar werkzame personen. Door zich voor te doen als politieman heeft de verdachte het vertrouwen in de politie in het algemeen ernstig ondermijnd.
Voorts heeft het hof bij de bepaling van de straf betrokken de bij arrest van dit hof van 10 oktober 2013 bewezen verklaarde feiten 2 en 3, zijnde diefstal van kentekenplaten en het voorhanden hebben van op een vuurwapen gelijkende voorwerpen. Diefstal is een ergerlijk feit, dat schade veroorzaakt en in het algemeen bij de benadeelde gevoelens van onrust en onveiligheid teweegbrengt en het voorhanden hebben van namaakvuurwapens schept het risico dat nietsvermoedende derden zich geïntimideerd voelen door de aanblik daarvan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 10 mei 2016 is hij niet eerder strafrechtelijk onherroepelijk veroordeeld, hetgeen bij de strafmaat in het voordeel van de verdachte wordt meegewogen. Voorts weegt het hof in het voordeel van de verdachte mee dat sinds het bewezen verklaarde lange tijd is verstreken en de verdachte sindsdien niet meer met politie en Justitie in aanraking is gekomen.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en een onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur passend en geboden. Gelet op deze straf behoeft het voorwaardelijke verzoek van de raadsman geen bespreking meer.
Beslag
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof ten aanzien van het beslag dezelfde beslissing als de rechtbank zal nemen.
De raadsman heeft zich ten aanzien van het beslag aan het oordeel van het hof gerefereerd.
Het hof overweegt als volgt.
Het onder 1 ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan met behulp van de op de beslaglijst onder 5, 6, 7, 9 en 10 vermelde goederen die in beslag zijn genomen en niet teruggegeven zijn. Zij behoren de verdachte toe. Zij zullen daarom worden verbeurd verklaard.
Het onder 1 ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan met behulp van de op de beslaglijst onder 11 en 12 vermelde goederen die in beslag zijn genomen en niet teruggegeven zijn. Zij zullen aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
De op de beslaglijst onder 1, 2, 3, 4, 8, 25, 26, 27 en 28 vermelde goederen die in beslag zijn genomen en niet teruggegeven zijn, dienen aan de rechthebbende, [bedrijf] Amsterdam-Noord, te worden geretourneerd.

Vordering van de benadeelde partij [bedrijf] Amsterdam-Noord

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedroeg € 78.350,79 te vermeerderen met de wettelijke rente en de kosten gemoeid met de tenuitvoerlegging en invordering (begroot op € 1.200), en met hoofdelijke aansprakelijkheid. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van
€ 32.489,79 te vermeerderen met de wettelijke rente en de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging, (begroot op € 1.200). Voor het overige is de vordering afgewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering. De benadeelde partij heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 31 mei 2016 te kennen gegeven de vordering tot een bedrag van € 32.489,79 te beperken omdat het overige deel van de oorspronkelijke vordering deels door de verzekering is vergoed en deels onder het beslag van de verdachte valt en naar verwachting aan de benadeelde partij zal worden geretourneerd.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof zal beslissen conform de rechtbank, zij het met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft het hof verzocht de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk te verklaren omdat de vordering niet eenvoudig van aard is. Hij heeft daartoe aangevoerd dat een deel van de schade door de verzekering is vergoed en er ook anderen bij dit feit betrokken zijn geweest. Wat betreft de schadevergoedingsmaatregel heeft de raadsman toegelicht dat er reeds gesprekken zijn geweest met de advocaat van de benadeelde partij om naar oplossingen te kijken. Dat er door de verdachte nog geen betalingsregeling is getroffen, is niet het gevolg van onwil van de zijde van de verdachte. Mocht het hof overgaan tot toewijzing van de vordering en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, dan zal de verdachte onverminderd zijn best doen om de schadevergoeding te betalen.
Het hof overweegt als volgt. Mede gelet op de beperking van de vordering in hoger beroep is de vordering van dien aard dat behandeling ervan geen onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Het betreft het restant van het gestolen bedrag, waarvan de hoogte door de verdachte niet is betwist. Dat ook anderen bij de diefstal/de oplichting betrokken waren, vormt evenmin een omstandigheid die een onevenredige belasting van het strafgeding meebrengt. Het verweer wordt verworpen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering – met hoofdelijke aansprakelijkheid – zal worden toegewezen.
Voorts zal het hof de verdachte veroordelen in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging, tot op deze uitspraak begroot op € 1.200.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, acht het hof het geboden de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht – met hoofdelijke aansprakelijkheid en op de hierna te noemen wijze – op te leggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 47, 55, 57, 310, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het onder 1 en door ons hof bij arrest van 10 oktober 2013 onder 2 en 3 bewezen verklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
168 (honderdachtenzestig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
100 (honderd) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 5. 1.00 STK Papier AABT6334NL 3888916; verschillende papieren uit zakken;
- 6. 1.00 FLS Fles AABT6333NL 3888924; met gele balletjes, uit zak bij benzinepomp;
- 7. 1.00 STK Verpakkingsmateriaal AABT6332NL 3888928; piepschuim verpakt in plastic uit zak;
- 9. 5.00 STK Zak AABT6330NL 3888942; waar de overige goederen in verpakt waren;
- 10. 1.00 STK Papier AABT6329NL 3888944.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 11. 2.00 STK Niet te definiëren goederen AABT6328NL 3888949; plastic speelgoedwapen/verpakking; - 12. 1.00 STK Niet te definiëren goederen AABT6327NL 3888956; bordje politie uit zak bij benzinepomp.
Gelast de
teruggaveaan [bedrijf] Amsterdam-Noord van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1. 64.00 STK Geldlade Kl: zwart AABT6338NL 3888885;
wisselgeldbakjes uit zakken bij benzinepomp;
- 2. 18.00 STK Geldlade Kl: zwart AABT6337NL 38888900; waar kleine wisselgeldbakjes in passen;
- 3. 2.00 STK Geldcassette AABT6336NL 3888902; geldkokers uit plasticzak achter benzinepomp;
- 4. 1.00 STK Geldkist AABT6335NL 3888911; geld van een geldlade;
- 8. 2.00 STK Zak AABT6331NL 3888939; afstortzakken van g4s aangetroffen bij benzinepomp;
- 25. Geld Euro - (3886586) 1 biljet 100 euro;
- 26. Geld Euro - (3886587) 11 biljetten van 50 euro;
- 27. - (3886588) 10 biljetten van 20 euro;
- 28. Geld Euro - (3886591) 11 euro muntgeld.
Vordering van de benadeelde partij [bedrijf] Amsterdam-Noord
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [bedrijf] Amsterdam-Noord ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 32.489,79 (tweeëndertigduizend vierhonderdnegenentachtig euro en negenenzeventig cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 18 juli 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 1.200,00 (duizend tweehonderd euro).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [bedrijf] Amsterdam-Noord, ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 32.489,79 (tweeëndertigduizend vierhonderdnegenentachtig euro en negenenzeventig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
197 (honderdzevenennegentig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 18 oktober 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald aan de Staat of aan de benadeelde partij, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. A.E. Kleene-Krom en mr. M.J. Dubelaar, in tegenwoordigheid van mr. S. Egidi, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 juni 2016.
mr. M.J. Dubelaar is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.