ECLI:NL:GHAMS:2016:232
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- C.M. Aarts
- G.C. Boot
- R.Tj. Terpstra
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtsgeldigheid van een relatiebeding in een arbeidsovereenkomst en de belangenafweging tussen werkgever en werknemer
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de maatschap Londen & Van Holland Registeraccountants en Belastingadviseurs tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin het relatiebeding van een voormalige werknemer, [geïntimeerde], werd geschorst. De werknemer had zijn dienstverband opgezegd en verzocht om ontheffing van het relatiebeding ten aanzien van een cliënt van de maatschap. De kantonrechter oordeelde dat Londen & Van Holland onvoldoende belang had bij handhaving van het relatiebeding, wat leidde tot het hoger beroep.
Het hof bevestigde het oordeel van de kantonrechter. Het hof overwoog dat de werknemer tijdens zijn dienstverband geen werkzaamheden voor de cliënt had verricht en dat de relatie tussen Londen & Van Holland en de cliënt al was beëindigd voordat de werknemer zijn werkzaamheden als zelfstandige begon. Het hof concludeerde dat Londen & Van Holland geen reëel belang had bij handhaving van het relatiebeding, aangezien de cliënt niet meer tot de relaties van de maatschap behoorde.
De grieven van Londen & Van Holland werden verworpen en het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter. De maatschap werd veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep. Dit arrest benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging bij de beoordeling van relatiebedingen in arbeidsovereenkomsten, waarbij de rechten van de werknemer op vrije arbeidskeuze tegen het belang van de werkgever moeten worden afgewogen.