Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
bij vervroeging)
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak, die voortvloeit uit een tussenarrest van 20 maart 2012, heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep. De zaak betreft een geschil tussen [appellante], vertegenwoordigd door mr. H. Loonstein, en [geïntimeerde], vertegenwoordigd door mr. V. Bakker, over de ontbinding van een huurovereenkomst, ontruiming van een woning en betaling van huurachterstand. Het hof heeft eerder in het tussenarrest overwogen dat [appellante] op 30 september 2011 was toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling, waardoor executie van een vonnis dat betrekking heeft op een schuld die onder deze regeling valt, niet mogelijk is tijdens de looptijd van de schuldsanering. Het hof had de beoordeling van het hoger beroep aangehouden tot het eindigen van de schuldsaneringsregeling.
Op 13 mei 2015 is de schuldsanering van [appellante] geëindigd met toekenning van een schone lei. [geïntimeerde] heeft het hof geïnformeerd dat de huurschuld niet meer is voldaan, maar dat de tijdens de schuldsanering verschuldigde huurpenningen wel zijn voldaan. [geïntimeerde] stelde dat [appellante] geen belang meer had bij het hoger beroep, omdat executie van het bestreden vonnis niet meer mogelijk was. [appellante] betwistte dit en voerde aan dat zij nog steeds belang had bij vernietiging van het bestreden vonnis, omdat dit ook een ontbinding van de huurovereenkomst en een veroordeling tot ontruiming inhield.
Het hof oordeelde dat [appellante] wel degelijk belang had bij het hoger beroep, omdat het bestreden vonnis ook de ontbinding van de huurovereenkomst betrof. Het hof vernietigde het bestreden vonnis van 5 november 2010 en wees de vorderingen van [geïntimeerde] af. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.