ECLI:NL:GHAMS:2016:2292

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 juni 2016
Publicatiedatum
16 juni 2016
Zaaknummer
200.083.874/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een bestreden vonnis inzake huurovereenkomst en schuldsanering

In deze zaak, die voortvloeit uit een tussenarrest van 20 maart 2012, heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep. De zaak betreft een geschil tussen [appellante], vertegenwoordigd door mr. H. Loonstein, en [geïntimeerde], vertegenwoordigd door mr. V. Bakker, over de ontbinding van een huurovereenkomst, ontruiming van een woning en betaling van huurachterstand. Het hof heeft eerder in het tussenarrest overwogen dat [appellante] op 30 september 2011 was toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling, waardoor executie van een vonnis dat betrekking heeft op een schuld die onder deze regeling valt, niet mogelijk is tijdens de looptijd van de schuldsanering. Het hof had de beoordeling van het hoger beroep aangehouden tot het eindigen van de schuldsaneringsregeling.

Op 13 mei 2015 is de schuldsanering van [appellante] geëindigd met toekenning van een schone lei. [geïntimeerde] heeft het hof geïnformeerd dat de huurschuld niet meer is voldaan, maar dat de tijdens de schuldsanering verschuldigde huurpenningen wel zijn voldaan. [geïntimeerde] stelde dat [appellante] geen belang meer had bij het hoger beroep, omdat executie van het bestreden vonnis niet meer mogelijk was. [appellante] betwistte dit en voerde aan dat zij nog steeds belang had bij vernietiging van het bestreden vonnis, omdat dit ook een ontbinding van de huurovereenkomst en een veroordeling tot ontruiming inhield.

Het hof oordeelde dat [appellante] wel degelijk belang had bij het hoger beroep, omdat het bestreden vonnis ook de ontbinding van de huurovereenkomst betrof. Het hof vernietigde het bestreden vonnis van 5 november 2010 en wees de vorderingen van [geïntimeerde] af. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaak/-rolnummer : 200.083.784/01
rolnummer rechtbank Amsterdam : 1144791/CV EXPL 10-13269
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 14 juni 2016
(
bij vervroeging)
inzake
[appellante],
wonend te [woonplaats] ,
appellante,
advocaat: mr. H. Loonstein te Amsterdam,
tegen:
[geïntimeerde],
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. V. Bakker te Amstelveen.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna wederom [appellante] en [geïntimeerde] genoemd.
In deze zaak is door het hof op 20 maart 2012 een tussenarrest gewezen (hierna: het tussenarrest). Voor het verloop van het geding wordt naar dat tussenarrest verwezen.
Vervolgens hebben partijen de volgende stukken ingediend:
- akte aan de zijde van [geïntimeerde];
- antwoordakte aan de zijde van [appellante] .
Ten slotte hebben partijen wederom arrest gevraagd.

2.Verdere beoordeling van het hoger beroep

2.1
Naar aanleiding van de grieven van [appellante] tegen het bestreden vonnis van 5 november 2010, waarin de kantonrechter de vorderingen van [geïntimeerde] tot ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van de woning en betaling van de huurachterstand heeft toegewezen, heeft het hof in het tussenarrest – samengevat – het volgende overwogen:
- Op 30 september 2011 is [appellante] toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling;
- Executie van een vonnis dat betrekking heeft op een schuld die onder de schuldsaneringsregeling valt, is tijdens de looptijd van de schuldsanering niet mogelijk (art. 301 lid 2 Fw);
- Art. 305 lid 2 Fw bepaalt dat als vóór de uitspraak tot toepassing van de schuldsaneringsregeling een ontruimingsvonnis is uitgesproken, de tenuitvoerlegging van het vonnis wordt opgeschort voor de duur van de schuldsaneringsregeling, mits de lopende huurpenningen tijdig worden voldaan;
- [geïntimeerde] kan het bestreden vonnis derhalve vooralsnog niet ten uitvoer leggen;
- Het hof zal beoordeling van het hoger beroep aanhouden tot de schuldsaneringsregeling zal zijn geëindigd. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat grief 1 tevens de resterende omvang van de huurschuld ter discussie stelt (een onderwerp waar het hof thans niet over kan oordelen) en de overige grieven bezwaarlijk los daarvan kunnen worden beoordeeld. Na het eindigen van de schuldsaneringsregeling ontstaat een nieuwe situatie. Het hof zal de grieven te zijner tijd bespreken aan de hand van de situatie zoals die dan zal blijken te zijn en daarbij de ontwikkelingen betrekken die zich in de tussentijd zullen hebben voorgedaan.
2.2
Vervolgens heeft [geïntimeerde] het hof bij akte geïnformeerd dat de schuldsanering ten aanzien van [appellante] per 13 mei 2015 is geëindigd onder toekenning van een schone lei, de huurschuld [hof: de voor de schuldsaneringsregeling ontstane huurachterstand] niet meer is voldaan en de tijdens de looptijd van de schuldsanering verschuldigde huurpenningen wel zijn voldaan, zodat ontruiming van de woning niet heeft plaatsgevonden. Nu executie van het bestreden vonnis op grond van de wijze van afloop van de schuldsanering niet meer mogelijk is, heeft [appellante] geen belang meer bij het hoger beroep, zodat het appel ongegrond dient te worden verklaard, aldus [geïntimeerde].
2.3
[appellante] erkent dat de schuldsanering ten aanzien van haar is geëindigd onder toekenning van een schone lei, de huurschuld niet is voldaan en de tijdens de looptijd van de schuldsanering verschuldigde huurpenningen wel zijn voldaan. Zij voert evenwel aan dat zij nog steeds belang heeft bij vernietiging van het bestreden vonnis, nu dit niet alleen een veroordeling in geld inhoudt (hetgeen achterhaald is) maar ook een ontbinding van de huurovereenkomst en een veroordeling tot ontruiming.
2.4
Het hof oordeelt als volgt.
Anders dan [geïntimeerde] stelt, heeft [appellante] wel belang bij het hoger beroep. Weliswaar is de schuldsanering ten aanzien van [appellante] geëindigd onder toekenning van een schone lei, hetgeen betekent dat haar huurschuld/huurachterstand op grond van het bepaalde in artikel 358 lid 1 Fw niet langer afdwingbaar is, maar het bestreden vonnis bepaalt ook dat de huurovereenkomst is ontbonden en [appellante] de woning moet ontruimen. Aangezien de huurachterstand destijds de reden was voor [geïntimeerde] om ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming te vorderen en de grondslag daaraan is komen te ontvallen, terwijl niet is gebleken van andere verplichtingen waaraan [appellante] niet heeft voldaan, kan het bestreden vonnis niet in stand blijven. De daartegen gerichte grieven slagen.
2.5
De conclusie is dat het bestreden vonnis moet worden vernietigd en de vorderingen van [geïntimeerde] moeten worden afgewezen. In het licht van de eerst na het bestreden vonnis en de ingediende memorie van grieven ontstane situatie, bestaande uit de toelating van [appellante] tot de schuldsaneringsregeling, is elk van partijen als op enig onderdeel in het ongelijk gesteld te beschouwen, zodat de proceskosten zullen worden gecompenseerd, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep.

3.3. Beslissing

Het hof:
vernietigt het bestreden vonnis van 5 november 2010
en opnieuw rechtdoende:
wijst de vorderingen van [geïntimeerde] af;
compenseert de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep en wel in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door mrs. L.A.J. Dun, J.E. Molenaar en E.M. Polak en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2016.