Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
grief Igericht. Voor zover relevant, zal het hof hiermee bij de beoordeling rekening houden.
3.Beoordeling
III en IVals meest verstrekkende grieven gezamenlijk behandelen. Deze komen op tegen de volgende overwegingen van de rechtbank die, samengevat, luiden:
Ervan uitgaande dat de bomen bij een kweker/tuincentrum zijn gekocht kan ervan uitgegaan worden dat de bomen bij het planten zo’n 4 à 5 jaar oud waren.”
grief VIIsucces heeft, voor zover deze is gericht tegen de door de rechtbank toegewezen ontruiming.
Grief IIbehoeft geen behandeling meer omdat gelet op het tijdsverloop van meer dan 20 jaar het niet meer van belang is of [appellant] ten tijde van de inbezitname wel of niet te goeder trouw was. Gelet op het slagen van de grieven III en IV heeft [appellant] geen belang meer bij de behandeling van de
grieven I, V en VI. Dit geldt eveneens voor zijn eerst in hoger beroep opgeworpen verweer dat de brandgang niet tot het kadastrale perceel van [geïntimeerden] behoort. Grief VII is, voor zover in het voorgaande niet behandeld, een zogenaamde veeggrief en heeft naast de overige grieven geen zelfstandige betekenis. Deze grief kan buiten behandeling blijven.
4.Beslissing
in eerste aanlegaan de zijde van [appellant] in conventie begroot op € 282,-- aan verschotten en € 904,-- voor salaris en in reconventie op € 452,-- aan salaris;
in hoger beroepaan de zijde van [appellant] tot op heden begroot op € 412,68 aan verschotten en € 894,-- voor salaris.