ECLI:NL:GHAMS:2016:2194

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 juni 2016
Publicatiedatum
9 juni 2016
Zaaknummer
23-001324-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor verdachte in strafzaak wegens hennepteelt en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was aangeklaagd voor twee feiten: het aanwezig hebben van hennep en diefstal van elektriciteit. De tenlastelegging betrof het telen van ongeveer 615 hennepplanten en het wegnemen van energie van Liander N.V. op of omstreeks 16 april 2013 te Amsterdam.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 18 mei 2016 heeft het hof het dossier bestudeerd, inclusief de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen. Voor het eerste feit, de hennepteelt, kon niet worden vastgesteld dat de verdachte op de genoemde datum daadwerkelijk hennepplanten had geteeld of aanwezig had gehad. De aangetroffen plantenpotten bevatten niet noodzakelijkerwijs hennepplanten, en er was geen bewijs dat de hoeveelheid hennep meer dan 30 gram bedroeg.

Wat betreft het tweede feit, de diefstal van elektriciteit, was er slechts één bewijsmiddel, namelijk de aangifte van Liander N.V. Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van beide tenlastegelegde feiten. De uitspraak benadrukt het belang van wettig en overtuigend bewijs in strafzaken.

Uitspraak

parketnummer: 23-001324-15
datum uitspraak: 1 juni 2016
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 25 maart 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13/096471-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 18 mei 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 16 april 2013 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 615, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2:
hij op of omstreeks 16 april 2013 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen energie, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en 2 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Het hof overweegt hiertoe als volgt.
Onder 1 is aan de verdachte, samengevat, ten laste gelegd dat hij op of rond
16 april 2013615 hennepplanten of in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep heeft geteeld of aanwezig heeft gehad.
Gelet op het dossier is aannemelijk dat in de woning aan de [adres 2] te Amsterdam Zuidoost op enig moment een aanzienlijke hoeveelheid hennepplanten is geteeld. Dat dit op of omstreeks 16 april 2013 is geweest, kan echter op basis van het dossier niet worden vastgesteld.
Uit het proces-verbaal van de politie blijkt dat op 16 april 2013 in die woning 615 plantenpotten (in de kennisgeving van inbeslagneming omschreven als plantenbakken) zijn aangetroffen en in beslag genomen (kennisgeving van inbeslagneming (artikel 94 Sv), pagina’s 98 – 99). Dat deze plantenpotten hennepplanten bevatten, blijkt niet uit het dossier. Veeleer volgt uit de foto op pagina 40 van het dossier dat dit niet, althans nauwelijks het geval was.
Verder vermeldt het proces-verbaal dat in de woning afval van een wietplant, een aantal plantjes en afval van hennepplanten zijn aangetroffen. Over het gewicht daarvan bevat het proces-verbaal geen informatie.
Ook overigens is niet gebleken dat eerder genoemd(e) afval en plantjes een hoeveelheid van (in totaal) meer dan 30 gram hennep betroffen.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte dan ook te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde.
Onder 2 is de verdachte ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van elektriciteit. In het dossier bevindt zich slechts één bewijsmiddel dat hierop betrekking heeft, te weten de aangifte van [slachtoffer] , namens Liander N.V.. Bij gebrek aan enig ander redengevend bewijsmiddel dient de verdachte, gelet op het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, ook van dit feit te worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.A.F. Gerding, mr. H.M.J. Quaedvlieg en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. S. Egidi, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 juni 2016.
mr. R.A.F. Gerding is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.