3.1.Het gaat in deze zaak om het volgende.
( a) [appellanten] , broer en zus, zijn ieder voor de onverdeelde helft eigenaar van een perceel grasland aan de [adres] , kadastraal bekend gemeente Leimuiden, sectie [sectie] , nummer [perceelnummer 1] (verder ook: het perceel). Dit perceel is hun bij notariële akte van 22 augustus 1996 op grond van een met hem gesloten koopovereenkomst geleverd door hun vader. Deze akte omschrijft het perceel als volgt:
“Enige percelen grond, weg, weiland met de daarop aanwezige schuur en water, gelegen aan de [straat] nabij nummer [nummer 1] onder Leimuiden (…), zijnde het resterende gedeelte van het kadastrale perceel gemeente Leimuiden sectie [sectie] nummer [perceelnummer 2] , als nog ten kantore van de Dienst van het Kadaster en de Openbare Registers ten name van verkoper staat na de overdracht aan de heer [A] en mevrouw [B] , blijkens akte van levering op vijftien augustus negentienhonderd zes en negentig (…)”.
( b) [geïntimeerde] is eigenares van een woonboot (verder: de woonboot) die, met daartoe verleende aanlegvergunning van het Hoogheemraadschap van Rijnland, in de rivier de Drecht ligt afgemeerd aan het perceel. Een ligplaatsvergunning van de betrokken gemeente, Kaag en Braassem (verder: de gemeente), is niet vereist.
( c) Bij besluit van het college van B&W van 12 januari 2010 heeft de gemeente onder meer besloten te proberen met de oevereigenaren langs de Drecht vaststellingsovereen-komsten te sluiten met betrekking tot de (ligging van) de erfgrens. In de begeleidende informatie bij dat besluit is onder meer opgenomen:
“1. Inleiding
Het water de Drecht is eigendom van de gemeente. Recent is er in twee gevallen – […] – discussie geweest over de eigendomsgrens. De kadastrale grens wijkt af van de feitelijke grens. Als feitelijke grens wordt de oeverlijn aangehouden.
(…)
3. Kader
Het Burgerlijk Wetboek geeft in artikel 5:29 aan dat de grens van een langs het water liggend erf zich verplaatst met de oeverlijn. Dit is het gevolg van de aanwas en afslag van het water. De kadastrale grens die in het kadaster is vastgelegd zal de oeverlijn zijn zoals die in de eerste helft van negentiende eeuw bestond. Door aanwas en afslag die sindsdien hebben plaatsgevonden, is de oeverlijn veranderd en komt deze oeverlijn niet meer overeen met de kadastrale grens.
(…)”
( d) Bij brief van 27 april 2010 heeft de gemeente [geïntimeerde] meegedeeld dat de woonboot ligt in de aan de gemeente in eigendom toebehorende Drecht, dat het afmeren van de woonboot gebeurt in gemeentewater en dat [geïntimeerde] hiervoor aan de gemeente een jaarlijkse huur is verschuldigd.
( e) Tussen [appellanten] en de gemeente bestaat verschil van mening over de erfgrens ter plaatse. Volgens [appellanten] ligt de woonboot op tot hun perceel behorend en derhalve aan hen - en niet aan de gemeente - toebehorend water. Volgens de gemeente ligt de woonboot in aan haar toebehorend water.
( f) In dit geding vorderen [appellanten] dat [geïntimeerde] wordt geboden - op straffe van de verbeurte van een dwangsom - de woonboot van (het water van) het perceel te verwijderen en verwijderd te houden. Bij het tussenvonnis heeft de rechtbank [appellanten] opgedragen te bewijzen dat destijds (de grond onder) het water waarin thans de woonboot van [geïntimeerde] is aangelegd, is aangekocht. Na getuigenverhoren en verdere wisseling van stukken heeft de rechtbank bij het bestreden vonnis van 12 november 2014 (verder: het eindvonnis) geoordeeld dat [appellanten] niet in hun bewijs zijn geslaagd en heeft zij hun vordering afgewezen, met hun veroordeling in de proceskosten.