In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de ontbinding van een huurovereenkomst voor een bedrijfsruimte. De appellant, die de bedrijfsruimte huurde van de geïntimeerden, stelde dat de huurovereenkomst op 1 augustus 2007 was ontbonden vanwege een betalingsachterstand van maximaal twee maanden, zoals vastgelegd in de huurovereenkomst. De kantonrechter had echter geoordeeld dat er geen objectief moment was vastgesteld waarop de betalingsachterstand van twee maanden was bereikt, en dat de huurovereenkomst in onderling overleg was voortgezet. De appellant had in hoger beroep zijn eis gewijzigd en verzocht om vernietiging van het vonnis van de kantonrechter, maar de geïntimeerden verzochten om bekrachtiging van het vonnis.
De feiten van de zaak zijn als volgt: de appellant huurde een bedrijfsruimte voor een maandelijkse huurprijs van € 850,-. De huurovereenkomst was aangegaan voor een periode van één jaar, met een bepaling dat bij een betalingsachterstand van maximaal twee maanden de overeenkomst zonder tussenkomst van de rechter kon worden ontbonden. De kantonrechter had vastgesteld dat de appellant vanaf oktober 2007 aanmaningen had ontvangen voor achterstallige huurtermijnen en dat er geen bewijs was dat de huurovereenkomst daadwerkelijk was ontbonden. Het hof oordeelde dat de huurovereenkomst, ondanks de betalingsachterstand, was voortgezet en dat de appellant verplicht was de huur te betalen.
Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde de appellant in de kosten van het hoger beroep. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie en overeenstemming tussen partijen over de voorwaarden van een huurovereenkomst, vooral in situaties van betalingsachterstand.