ECLI:NL:GHAMS:2016:2112
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in ontuchtige handelingen zaak na hoger beroep
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 11 september 2014. De verdachte, geboren in Pakistan en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was beschuldigd van ontuchtige handelingen jegens een slachtoffer op 26 maart 2012 in Amsterdam. De tenlastelegging omvatte het dwingen van het slachtoffer tot het dulden van ontuchtige handelingen, waarbij de verdachte in een rijdende auto handelingen verrichtte die als ongepast werden beschouwd. Tijdens de zitting in hoger beroep op 20 mei 2016 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een veroordeling en een taakstraf van vijftig uren had geëist.
Het hof heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De enige verklaring die als bewijs diende, was die van de aangeefster, maar het hof vond deze verklaring niet voldoende om buiten redelijke twijfel te concluderen dat de verdachte de ontuchtige handelingen had gepleegd. De verklaring van een getuige over de gemoedstoestand van de aangeefster en haar mededelingen aan de verdachte werden als onvoldoende beschouwd.
Daarom heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. De beslissing van het hof is genomen door de meervoudige strafkamer, en de uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier. Dit arrest benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de rechten van de verdachte in het strafproces.