ECLI:NL:GHAMS:2016:2097

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 mei 2016
Publicatiedatum
3 juni 2016
Zaaknummer
23-003894-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake mishandeling ex-vriendin met voorwaardelijke taakstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder veroordeeld voor mishandeling van zijn ex-vriendin, gepleegd op 30 november 2013 te Den Burg, gemeente Texel. De politierechter had een voorwaardelijke taakstraf van 40 uur opgelegd, met een proeftijd van 2 jaar. De benadeelde partij was niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 29 april 2016 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, evenals de verdediging van de verdachte. De verdachte had betoogd dat hij geen opzet had op het toebrengen van pijn of letsel. Het hof heeft echter vastgesteld dat de verdachte met kracht zijn ex-vriendin bij haar arm en keel heeft vastgepakt, wat heeft geleid tot letsel en pijn. Het hof oordeelde dat de verdachte willens en wetens de kans heeft aanvaard dat zijn handelen schadelijk zou zijn voor zijn ex-vriendin.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 40 uur, met dezelfde proeftijd. De vordering van de benadeelde partij is opnieuw niet-ontvankelijk verklaard, omdat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De toepasselijke wettelijke voorschriften zijn de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

parketnummer: 23-003894-15
datum uitspraak: 13 mei 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 15 september 2015 in de strafzaak onder parketnummer 15-033847-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1979,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 29 april 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 30 november 2013 te Den Burg, gemeente Texel, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), (met kracht) (in) de arm en/of de keel, in elk geval het lichaam, heeft geknepen en/of vastgehouden, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere motiveringen komt.

Bewijsoverweging

De verdediging heeft het standpunt ingenomen dat de verdachte geen opzet had op het toebrengen van pijn en/of letsel.
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting gaat het hof uit van de volgende feiten en omstandigheden. De verdachte heeft met kracht zijn ex-vriendin bij haar arm vastgepakt, terwijl zij het huis weer binnen wilde gaan. De verdachte heeft verklaard dat hij zijn ex-vriendin tegen wilde houden op het moment dat zij met hun dochter op de arm de woning in wilde gaan. Volgens de verdachte was zijn ex-vriendin vastbesloten om door te lopen en heeft hij haar daarom tegen willen houden.
Het hof is gelet op deze feiten en omstandigheden van oordeel dat de verdachte met zijn gedragingen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat door het vastpakken van haar arm zijn ex-vriendin pijn en/of letsel zou oplopen.
Voorts overweegt het hof dat het geen reden ziet om aan de verklaring van getuige [getuige] te twijfelen, die er op neerkomt dat de verdachte zijn ex-vriendin bij haar keel heeft gepakt. Het hof acht deze verklaring authentiek en betrouwbaar.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 30 november 2013 te Den Burg, gemeente Texel, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), met kracht in de arm en de keel heeft geknepen en vastgehouden, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

De verdediging heeft het standpunt ingenomen dat sprake was van een noodweersituatie.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt dat voor een geslaagd beroep op noodweer eerst moet worden vastgesteld dat sprake is geweest van een noodweersituatie, te weten een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van het eigen of een anders lijf, eerbaarheid of goed, waartegen verdediging noodzakelijk was.
Vast is komen te staan dat er een confrontatie tussen de verdachte en zijn ex-vriendin is geweest, maar gelet op de uit het dossier gebleken feiten en omstandigheden is naar het oordeel van het hof niet aannemelijk geworden dat er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door de ex-vriendin, waartegen de verdachte genoodzaakt was zich te verdedigen.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor de in eerste aanleg bewezenverklaarde eenvoudige mishandeling veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 40 uur subsidiair 20 dagen hechtenis met een proeftijd van 2 jaren. De benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering wegens haar aandeel in het ten laste gelegde feit.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg is opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van zijn ex-vriendin door haar met kracht bij haar arm en keel te pakken. Zij heeft hierdoor pijn en letsel ondervonden. Dit geweld heeft de verdachte toegepast in het bijzijn van zijn vijfjarige dochter. De verdachte heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn ex-vriendin en gevoelens van angst bij haar veroorzaakt.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 8 april 2016 is hij eerder ter zake van overtredingen onherroepelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 350,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Het hof is van oordeel dat behandeling van de vordering door de omstandigheden van het geval en de onderlinge relatie van de verdachte en de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.H.C. van Ginhoven, mr. M.F.J.M. de Werd en mr. A.E. Kleene-Krom, in tegenwoordigheid van mr. L.J.M. Klop, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
13 mei 2016.
[.......]